Erfenis

Uit Christipedia

Een erfenis is (1) dat wat een overledene nalaat, of (2) dat wat iemand van een overledene erft, of (3) dat wat een vorige generatie of persoon tot stand heeft gebracht.[1] God heeft voor hen die uit genade gerechtvaardigd zijn en zijn kinderen zijn geworden, een heerlijke erfenis in de hemelen weggelegd.

Begrippen

Erfgoed, erfenis, erfdeel is de bezitting, die iemand aan zijn kinderen of naaste bloedverwanten na zijn dood nalaat, of het deel dat iemand uit een nalatenschap ten deel valt.

De erfgenaam is de persoon die in het bezit van de erfenis treedt. In het begrip van erfgenaam kan zowel het element „van rechtswege" als „zonder verdiensten" liggen.

Erfakker is het aan ieder huisgezin in Israël van de Heer, als de erf- en leenheer, die voor het volk het land veroverd heeft, aangewezen aandeel, dat men niet verkopen, maar slechts tot vruchtgebruik tot aan het jubeljaar aan een ander verpachten mocht, en dat de vaste grond en kern van al het familie-eigendom vormde (Lev. 27: 28. 1 Kon. 21: 3).

'Erfgoed', 'erfenis' of 'erfdeel' wordt dikwijls in een oneigenlijke zinnebeeldige zin gebruikt.

'Erfenis' en 'erfgenaam' zijn in het Nieuwe Testament benamingen ontleend aan erflating door mensen, maar ook aan het bezit van stukken land in Israël, dat het erfdeel van de Israëlieten was. Van hier zijn deze benamingen, bij wijze van zinspeling, toegepast op de voortreffelijker bezittingen, die een gelovige, volgens de belofte van God, in de hemel te verwachten heeft. De hemelse erfenis is verbonden met een hogere gelukzaligheid dan een erfenis bestaande uit aardse goederen.

Gods erfdeel

Het volk Israël als Gods erfdeel

Het volk van God heet het erfdeel van Jahweh (Ex. 34:9; Deut. 9:26; 1 Kon. 8:51; Jer. 10:16 enz.), zijn erfvolk (Deut. 4: 20), waarop Hij een bijzonder recht heeft, omdat Hij het uitgekozen heeft uit de menigte der overige volkeren en met weldaden van zijn genade overlaadt, en dat Hij zo hoog, ja hoger acht dan een mens een kostbare erfenis. Wie Israël aanraakt, raakt Zijn oogappel aan (Zach. 2:8). Israël is geenszins uit verdienste het erfdeel van God geworden.

Ex 19:5  Nu dan, indien gij naarstiglijk Mijner stem zult gehoorzamen, en Mijn verbond houden, zo zult gij Mijn eigendom zijn uit alle volken, want de ganse aarde is Mijn; (SV)

Ex 34:9  En hij zeide: Heere! indien ik nu genade gevonden heb in Uw ogen, zo ga nu de Heere in het midden van ons, want dit is een hardnekkig volk; doch vergeef onze ongerechtigheid en onze zonde, en neem ons aan tot een erfdeel! (SV)

De 4:20  Maar ulieden heeft de HEERE aangenomen, en uit den ijzeroven, uit Egypte, uitgevoerd; opdat gij Hem tot een erfvolk zoudt zijn, gelijk het te dezen dage is. (SV)

De 9:26  En ik bad tot den HEERE, en zeide: Heere, HEERE, verderf Uw volk en Uw erfdeel niet, dat Gij door Uw grootheid verlost hebt; dat Gij uit Egypte door een sterke hand hebt uitgevoerd. (...) De 9:29  Zij zijn toch Uw volk, en Uw erfdeel, dat Gij door Uw grote kracht, en door Uw uitgestrekten arm hebt uitgevoerd!(SV)

De 32:9  Want des HEEREN deel is Zijn volk, Jakob is het snoer Zijner erve. (SV)

1Sa 10:1 Toen nam Samuël een oliekruik, en goot ze uit op zijn hoofd, en kuste hem, en zeide: Is het niet alzo, dat de HEERE u tot een voorganger over Zijn erfdeel gezalfd heeft? (SV)

2Sa 21:3  David dan zeide tot de Gibeonieten: Wat zal ik ulieden doen, en waarmede zal ik verzoenen, dat gij het erfdeel des HEEREN zegent? (SV)

1Kon 8:51  Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens; (...) 1Kon 8:53  Want Gij hebt hen U tot een erfdeel afgezonderd, uit alle volken der aarde; gelijk als Gij gesproken hebt door den dienst van Mozes, Uw knecht, als Gij onze vaderen uit Egypte uitvoerdet, Heere HEERE! (SV)

Ps 28:9  Verlos Uw volk, en zegen Uw erve, en weid hen, en verhef hen tot in eeuwigheid. (SV)

Ps 33:12  Welgelukzalig is het volk, welks God de HEERE is; het volk, dat Hij Zich ten erve verkoren heeft. (SV)

Ps 74:2  Gedenk aan Uw vergadering, die Gij van ouds verworven hebt; de roede Uwer erfenis, die Gij verlost hebt; den berg Sion, waarop Gij gewoond hebt. (SV)

Ps 78:62  En Hij leverde Zijn volk over ten zwaarde, en werd verbolgen tegen Zijn erfenis. (SV)

Ps 78:71  Van achter de zogende schapen deed Hij hem komen, om te weiden Jakob, Zijn volk, en Israël, Zijn erfenis. (SV)

Ps 94:14  Want de HEERE zal Zijn volk niet begeven, en Hij zal Zijn erve niet verlaten. (SV)

1Kon 8:51  Want zij zijn Uw volk en Uw erfdeel, die Gij uitgevoerd hebt uit Egypteland, uit het midden des ijzeren ovens; (SV)

Jer 10:16  ... Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de roede Zijner erfenis; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. (SV)

Jes 47:6  Ik was op Mijn volk zeer toornig, Ik ontheiligde Mijn erve, en Ik gaf hen over in uw hand; doch gij beweest hun geen barmhartigheden, ja, zelfs over den oude maaktet gij uw juk zeer zwaar. (SV)

Jer 51:19  Jakobs deel is niet gelijk die; want Hij is de Formeerder van alles, en Israël is de roede Zijner erfenis; HEERE der heirscharen is Zijn Naam. (SV)

Zac 2:12  Dan zal de HEERE Juda erven voor Zijn deel, in het heilige land, en Hij zal Jeruzalem nog verkiezen. (SV)

Het land Israël als Gods erfdeel

Jer 2:7  En Ik bracht u in een vruchtbaar land, om de vrucht van hetzelve en het goede er van te eten; maar toen gij daarin kwaamt, verontreinigdet gij Mijn land, en steldet Mijn erfenis tot een gruwel. (SV)

Jer 12:14 Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volke Israël erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken. (SV)

Erfenis van Abraham

Abraham werd door God geroepen en hij gehoorzaamde en geloofde God. Hij ging naar een onbekende plaats die hij als erfdeel zou ontvangen.

Heb 11:8  Door het geloof gehoorzaamde Abraham toen hij geroepen werd, om uit te gaan naar de plaats die hij als erfdeel zou ontvangen; en hij ging uit zonder te weten waar hij komen zou. (Telos)

Ga 3:18  Want als de erfenis op grond van de wet is, dan is zij niet meer op grond van de belofte; maar God heeft haar aan Abraham door belofte geschonken. (Telos)

Kanaän, Israëls erfdeel

De uitsluiting van alle verdienste wordt voornamelijk uitgedrukt als Kanaän het erfdeel van Israël heet, een aan hen door God uit genade verleend erfgoed (Deut.  1: 38; 12: 9. Joz. 17: 14. Jer. 2: 7; 12: 14. Klaagl. 5 : 2. Ps. 135: 12; 136: 21 enz.). Israël bezit het land wegens een genaderecht. 

Nu 33:54  En gij zult het land in erfelijke bezitting nemen door het lot, naar uw geslachten; dengenen, die veel zijn, zult gij hun erfenis meerder maken, en dien, die weinig zijn, zult gij hun erfenis minder maken; waarheen voor iemand het lot zal uitgaan, dat zal hij hebben; naar de stammen uwer vaderen zult gij de erfenis nemen. (SV)

De 1:38  Jozua, de zoon van Nun, die voor uw aangezicht staat, die zal daarin komen; sterk denzelven, want hij zal het Israël doen erven. (SV)

De 12:9  Want gij zijt tot nu toe niet gekomen in de rust en in de erfenis, die de HEERE, uw God, u geven zal. (SV)

Joz 11:23  Alzo nam Jozua al dat land in, naar alles, wat de HEERE tot Mozes gesproken had; en Jozua gaf het Israël ten erve, naar hun afdelingen, naar hun stammen. En het land rustte van den krijg. (SV)

Joz 12:7  Dit nu zijn de koningen des lands, die Jozua sloeg, en de kinderen Israëls, aan deze zijde van de Jordaan tegen het westen, van Baäl-gad aan, in het dal van den Libanon, en tot aan den kalen berg, die naar Seïr opgaat; en Jozua gaf het aan de stammen Israëls tot een erfelijke bezitting, naar hun afdelingen. (SV)

Ps 78:55  En Hij verdreef voor hun aangezicht de heidenen, en deed hen vallen in het snoer hunner erfenis, en deed de stammen Israëls in hun tenten wonen. (SV)

Ps 44:2  (44-3) Gij hebt de heidenen met Uw hand uit de bezitting verdreven, maar henlieden geplant; Gij hebt de volken geplaagd, henlieden daarentegen doen voortschieten. Ps 44:3  (44-4) Want zij hebben het land niet geërfd door hun zwaard, en hun arm heeft hun geen heil gegeven; maar Uw rechterhand, en Uw arm, en het licht Uws aangezichts, omdat Gij een welbehagen in hen hadt. (SV)

Ps 135:12  En Hij gaf hun land ten erve, ten erve aan Zijn volk Israël. Ps 136:22  Ten erve aan Zijn knecht Israël; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. (SV)

Ps 136:21  En heeft hun land ten erve gegeven; want Zijn goedertierenheid is in der eeuwigheid. (SV)

Kla 5:2  Ons erfdeel is tot de vreemdelingen gewend, onze huizen tot de uitlanders. (SV)

Jer 12:14 Alzo zegt de HEERE: Aangaande al Mijn boze naburen, die Mijn erfenis aanroeren, dewelke Ik Mijn volke Israël erfelijk gegeven heb; ziet, Ik zal hen uit hun land uitrukken, maar het huis van Juda zal Ik uit hunlieder midden uitrukken. (SV)

Levieten

Aan de Levieten werd geen erfdeel gegeven in hetmidden van hun broeders, want de Heer sprak tot Aäron: Ik ben uw deel en uw erfgoed onder de kinderen Israëls (Num. 18 : 20. Deut. 10 : 9. Ezech. 44: 28 enz.), waarmee aan de priesters tegelijk door God geschonken wordt, wat Hem behoorde, de offergaven en de tienden, en waarmee in hogere zin voor de geestelijke priesters van het Nieuwe Testament afgebeeld wordt, dat God in Christus hun hoogste goed, hun schat en hun erfdeel zijn zal.

Erfgenaamschap en erfenis van de Heer Jezus

De Heer Jezus ontvangt alles als erfenis van Zijn Vader. Zijn verwerping en dood verhindert dat erven niet.

Mt 21:38  Toen de landlieden echter de zoon zagen, zeiden zij onder elkaar: Deze is de erfgenaam, komt, laten wij hem doden en zijn erfenis in bezit nemen. (Telos)

Vergeljk:

Mr 12:7  Die landlieden echter zeiden tot elkaar: Deze is de erfgenaam; komt, laten wij hem doden en de erfenis zal van ons zijn. (Telos)

Lu 20:14  Toen de landlieden echter hem zagen, overlegden zij onder elkaar en zeiden: Deze is de erfgenaam; laten wij hem doden, opdat de erfenis van ons wordt.

God heeft hem gesteld tot een 'erfgenaam van alle dingen'.

Heb 1:2  die Hij gesteld heeft tot erfgenaam van alle dingen, door Wie Hij ook de werelden gemaakt heeft. (Telos)

Erfdeel van de gelovigen in Christus

God schenkt de gelovigen, hen die uit genade gerechtvaardigd en geheiligd zijn, een erfenis.

Tit 3:7  opdat wij, door zijn genade gerechtvaardigd, erfgenamen werden naar de hoop van het eeuwige leven. (Telos)

Col 3:24  daar u weet dat u van de Heer als vergelding de erfenis zult ontvangen: u dient de Heer Christus. (Telos)

Jak 2:5  Hoort, mijn geliefde broeders: heeft God niet de armen in de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben?

Hnd 20:32  En nu draag ik u op aan God en aan het woord van zijn genade, die machtig is op te bouwen en het erfdeel te geven onder alle geheiligden. (Telos)

Zoonschap en erfgenaamschap

Wij zijn erfgenamen van God, en mede-erfgenamen van Christus, omdat wij door het geloof kinderen en zonen van God zijn geworden. God heeft ons bestemd om zonen van Hem te worden. Als kinderen, zonen erven wij.

Ro 8:17  En zijn wij kinderen, dan ook erfgenamen: erfgenamen van God en medeërfgenamen van Christus, als wij inderdaad met Hem lijden, opdat wij ook met Hem verheerlijkt worden. (Telos)

Ga 4:6  En omdat u zonen bent, heeft God de Geest van zijn Zoon in onze harten uitgezonden, die roept: Abba, Vader!  Ga 4:7  U bent dus niet meer slaaf, maar zoon; en bent u zoon, dan ook erfgenaam door God. (Telos)

Tit 3:7  opdat wij, door zijn genade gerechtvaardigd, erfgenamen werden naar de hoop van het eeuwige leven. (Telos)

Efe 1:11  in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden, waartoe wij tevoren bestemd waren naar het voornemen van Hem die alles werkt naar de raad van zijn wil, (Telos)

Ga 3:29  En als u van Christus bent, dan bent u Abrahams nageslacht en volgens belofte erfgenamen. (Telos)

Col 1:12  terwijl u de Vader dankt, die u bekwaam heeft gemaakt om deel te hebben aan het erfdeel van de heiligen in het licht; Col 1:13  die ons gered heeft uit de macht van de duisternis en overgebracht in het koninkrijk van de Zoon van zijn liefde, (Telos)

Joodse gelovigen zijn erfgenamen, maar ook heidense gelovigen zijn dat. Ten opzichte van de gelovigen uit Israël worden de gelovigen uit de volken (heidenen) 'mede-erfgenamen' genoemd.

Efe 3:6  dat zij uit de volken medeërfgenamen zijn en medeïngelijfden en mededeelgenoten van de belofte in Christus Jezus door het evangelie, (Telos)

Weggelegd in de hemelen

De erfenis van de gelovigen is voor hen weggelegd in de hemelen.

1Pe 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die naar zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren doen worden tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, 1Pe 1:4  tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, in de hemelen weggelegd voor u, 1Pe 1:5  die in de kracht van God door het geloof bewaard wordt tot de behoudenis, die gereed is om in de laatste tijd geopenbaard te worden. 1Pe 1:6  Daarin verheugt u zich, zo nodig nu een korte tijd bedroefd door allerlei verzoekingen, (Telos)

God heeft ons gezegend met 'alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus'.

Efe 1:3   Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus,

Rijkdom, heerlijkheid

De erfenis die de gelovigen wacht is een heerlijk en rijk bezit.

Efe 1:18  verlichte ogen van uw hart, opdat u weet wat de hoop van zijn roeping is, wat de rijkdom is van de heerlijkheid van zijn erfenis in de heiligen, (Telos)

De gelovigen zijn erfgenamen van het koninkrijk der hemelen, dat de aarde en de hemelen omvat.

Jak 2:5  Hoort, mijn geliefde broeders: heeft God niet de armen in de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben? (Telos)

1Co 3:21 ... alles is van u: 1Co 3:22  hetzij Paulus, hetzij Apollos, hetzij Kefas, hetzij wereld, hetzij leven, hetzij dood, hetzij tegenwoordige, hetzij toekomstige dingen, alles is van u;  1Co 3:23  en u bent van Christus, en Christus is van God. (Telos)

Eeuwig leven

Het eeuwig leven is een leven in het gelukzalig bezit van de hemelse goederen. De hemelse erfenis behoort wezenlijk tot de toekomende staat van gelukkig. Deze geluksstaat is het voorwerp van onze hoop in dit leven op aarde.

Tit 3:7  opdat wij, door zijn genade gerechtvaardigd, erfgenamen werden naar de hoop van het eeuwige leven. (Telos)

Eeuwige erfenis

De gelovigen ontvangen een 'eeuwige erfenis'. Het genot ervan is niet tijdelijk, maar eeuwig.

Heb 9:15  En daarom is Hij middelaar van een nieuw verbond, zodat, nu de dood heeft plaatsgevonden tot verlossing van de overtredingen onder het eerste verbond, de geroepenen de belofte van de eeuwige erfenis ontvangen. (Telos)

Onvergankelijk, onbevlekt, onverwelkelijk

De erfenis is bestendig en volmaakt heerlijk.

1Pe 1:3 Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die naar zijn grote barmhartigheid ons heeft wedergeboren doen worden tot een levende hoop door de opstanding van Jezus Christus uit de doden, 1Pe 1:4  tot een onvergankelijke, onbevlekte en onverwelkelijke erfenis, in de hemelen weggelegd voor u, 1Pe 1:5  die in de kracht van God door het geloof bewaard wordt tot de behoudenis, die gereed is om in de laatste tijd geopenbaard te worden. 1Pe 1:6  Daarin verheugt u zich, zo nodig nu een korte tijd bedroefd door allerlei verzoekingen, (Telos)

In Christus

De erfenis is onlosmakelijk met Hem verbonden. Wij ontvangen de erfenis in en door Hem. In Hem zijn wij erfgenamen worden.

Efe 1:3   Gezegend zij de God en Vader van onze Heer Jezus Christus, die ons gezegend heeft met alle geestelijke zegening in de hemelse gewesten in Christus, (Telos)

Efe 1:11  in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden, waartoe wij tevoren bestemd waren naar het voornemen van Hem die alles werkt naar de raad van zijn wil, (Telos)

Gods raad

Dat wij met Christus zouden erven, is Gods eeuwig raadsbesluit en voornemen.

Efe 1:11  in Hem, in Wie wij ook erfgenamen zijn geworden, waartoe wij tevoren bestemd waren naar het voornemen van Hem die alles werkt naar de raad van zijn wil,

Heb 6:17  Daarom heeft God, omdat Hij de erfgenamen van de belofte de onveranderlijkheid van zijn raad overvloediger wilde bewijzen, Zich met een eed verbonden, (Telos)

Onderpand van onze erfenis

De Heilige Geest, die iemand op grond van geloof ontvangt, is een onderpand, een voorschot van onze hemelse erfenis.

Efe 1:13  in Wie ook u, toen u het woord van de waarheid, het evangelie van uw behoudenis, hebt gehoord in Wie u ook, toen u geloofd hebt, verzegeld bent met de Heilige Geest van de belofte, Efe 1:14  die het onderpand is van onze erfenis, tot de verlossing van de verkregen bezitting, tot lof van zijn heerlijkheid. (Telos)

Varia

Verdeling en onenigheid

Over de verdeling van een aardse erfenis kan ongenoegen en ruzie komen.

Joz 17:14  Toen spraken de kinderen van Jozef tot Jozua, zeggende: Waarom hebt gij mij ten erfdeel maar een lot en een snoer gegeven, daar ik toch een groot volk ben, voor zoveel de HEERE mij dus verre gezegend heeft? (SV)

Lu 12:13  Iemand nu uit de menigte zei tot Hem: Meester, zeg mijn broer dat hij de erfenis met mij moet delen. (Telos)

De zoon van God - onze Heer Jezus - die ons zijn 'broeders' noemt, laat ons zonder verwijt of wrevel, maar uit genade delen in zijn allesomvattende erfenis.

Verspilling van het erfdeel

De verloren zoon van Lucas 15 vroeg zijn vader om het erfdeel, ontving het, ging weg en verspilde in een losbandig leven elders.

Zie ook

Erfgenaam

Bron

Gerrit Hesselink, Woordenboek ter opheldering van de schriften des N. Verbonds (1793), s.v. Erfdeel, erfgenaam, erve, erven, ervenis. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 19 juli 2019.

Voetnoot

  1. Erfenis, VanDale.nl, geraadpleegd 19 juli 2019.