Ezechiël 33: verschil tussen versies
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 1: | Regel 1: | ||
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=33}} |
{{Bijbelhoofdstukcommentaar|Bijbelboektitel=Ezechiël|Bijbelboekpagina=Ezechiël (boek)|Bijbelboek=Ezechiël|Aantalhoofdstukken=48|Aantalverzen=33}} |
||
== Samenvatting == |
== Samenvatting == |
||
De wachter waarschuwe, en wie zijn leven liefheeft luistere naar hem! ''1-9'' Ezechiël moet aan zijn volk verkondigen: wanneer een wachter gewaarschuwd heeft dat de vijand nadert, is het eigen schuld van de gewaarschuwde, indien hij zich niet redt; maar verzuimt de wachter het, dan komt het bloed van de niet gewaarschuwde op zijn hoofd; zo is de profeet als verantwoordelijk wachter over Israël gesteld en moet hij aan zijn volk Gods woord overbrengen. ''10-11'' Wordt het volk wanhopig bij de gedachte aan zijn zonden, dan moet Ezechiël prediken dat Jahwe niet graag de dood van de goddeloze ziet, maar zijn bekering wenst. ''12-16'' Het verleden van de rechtvaardige en dat van de goddeloze worden niet herdacht: God richt hen naar de weg die zij ten slotte bewandelen. ''17-20'' Vindt men dit niet recht, het gedrag van die bedillers zelf is niet recht; Gods regel is: de afval wordt gestraft, de bekering beloond. ''21-22'' Op de avond voordat het bericht van Jeruzalems val aan Ezechiël wordt gebracht, heeft Jahweh hem de mond geopend en zweeg hij niet langer. ''23-29'' Aan de bewoners van het ontredderde land Israël, die vertrouwen dat hun het land zal gegeven worden, moet hij zeggen dat zulke goddeloze lieden het niet zullen verkrijgen; integendeel, zij zullen te gronde gaan. ''30-33'' Ezechiëls volksgenoten gaan naar de profeet luisteren, maar doen niet wat hij zegt: hij is in hun schatting slechts een minnezanger; wanneer het onheil komt, zullen zij zien dat een profeet in hun midden geweest is. |
|||
== 21 == |
== 21 == |
||
Regel 9: | Regel 10: | ||
Ezechiël 33:27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt alzo: [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef, indien niet, die in die woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en [zo] Ik [niet] dien, die in het open veld is, het wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen en in de spelonken zijn, door de pestilentie zullen sterven! (SV) |
Ezechiël 33:27 Alzo zult gij tot hen zeggen: De Heere HEERE zegt alzo: [Zo] [waarachtig] [als] Ik leef, indien niet, die in die woeste plaatsen zijn, door het zwaard zullen vallen, en [zo] Ik [niet] dien, die in het open veld is, het wild gedierte overgeve, dat het hem vrete, en die in de vestingen en in de spelonken zijn, door de pestilentie zullen sterven! (SV) |
||
'''Zwaard ... wild gedierte ... pestilentie.''' Drie strafgerichten die God gewoonlijk uitvoert. Een vierde is hongersnood. |
'''Zwaard ... wild gedierte ... pestilentie.''' Drie strafgerichten die God gewoonlijk uitvoert. Een vierde is hongersnood. |
||
== Bron == |
|||
''Leidsche Vertaling (1914)''. Tekst van de samenvatting van Ezechiël 33 is onder wijziging verwerkt op 8 april 2024. |
|||
== Voetnoot == |