Gebruiker:Kees Langeveld/Bijbelcitaat

Uit Christipedia

#Section-h met headings

Gen. 1:1-4

Tekst van vers 1 (SV)

#Section met labels

Gen. 1:7-8.


7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.

20


Subst met #Section

D.w.z. {{subst:#section...}} Gen. 1:7

7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo.

Sjabloon TestBijbelcitaat

Genesis 1: 1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag. (..) Genesis 1: 13 Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. 14 En God zei: Dat er lichten zijn in het gewelf van de hemel, om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!

Genesis 1: 9 En God zei: Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was al. 10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed [was]. 11 En God zei: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. 12 En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiend naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was].

Genesis 1: 9 En God zei: Dat de wateren van onder de hemel in een plaats vergaderd worden, en dat het droge gezien worde! En het was al. 10 En God noemde het droge aarde, en de vergadering van de wateren noemde Hij zeeën; en God zag, dat het goed [was]. 11 En God zei: Dat de aarde uitschiete grasscheutjes, kruid zaadzaaiende, vruchtbaar geboomte, dragende vrucht naar zijn aard, welks zaad daarin zij op de aarde! En het was alzo. 12 En de aarde bracht voort grasscheutjes, kruid zaadzaaiend naar zijn aard, en vruchtdragend geboomte, welks zaad daarin was, naar zijn aard. En God zag, dat het goed [was]. 13 Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de derde dag. 14 En God zei: Dat er lichten zijn in het gewelf van de hemel, om scheiding te maken tussen de dag en tussen de nacht; en dat zij zijn tot tekenen en tot gezette tijden, en tot dagen en jaren!