Gebruiker:Kees Langeveld/Transclusion

Uit Christipedia

1 Simon Petrus, slaaf en apostel van Jezus Christus, aan hen die een even kostbaar geloof als wij verkregen hebben door [de] gerechtigheid van onze God en Heiland Jezus Christus: 2 genade en vrede zij u vermenigvuldigd in [de] kennis van God en van Jezus, onze Heer. 3 Zijn Goddelijke kracht heeft ons immers alles geschonken betreffende het leven en de godsvrucht door de kennis van Hem die ons heeft geroepen door <zijn eigen> heerlijkheid en deugd,

Oude voorbeelden

Bijbelverzen 1 tot en met 8 uit andere pagina Genesis Gebruiker:Kees/Bijbel/Gen/1

Met #lst:

1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.

Met #section:

1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.

Met ol:

    1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde. 2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.

Met blockquote gaat mis:

1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde.

2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren!

7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.

Met inspringing gaat mis:

1 In het begin schiep GOD de hemelen en de aarde.

2 De aarde nu was woest en leeg, en duisternis [was] op het aangezicht van de [water]diepte; en de Geest van God zweefde op de wateren. 3 En God zei: Daar zij licht! en daar werd licht. 4 En God zag het licht, dat het goed [was]; en God maakte scheiding tussen het licht en de duisternis. 5 En God noemde het licht dag, en de duisternis noemde Hij nacht. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, dag één. 6 En God zei: Daar zij een uitspansel in het midden van de wateren; en dat make scheiding tussen wateren en wateren! 7 En God maakte dat uitspansel, en maakte scheiding tussen de wateren, die onder het uitspansel [zijn], en tussen de wateren, die boven het uitspansel [zijn]. En het was zo. 8 En God noemde het uitspansel hemelen. Toen was het avond geweest, en het was morgen geweest, de tweede dag.