Geschiedenis van Israël/2000 v.C.-70 n.C.: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 186: Regel 186:
Een van de kleinzonen van Herodes, [[Herodes Agrippa I|Agrippa I]], kreeg door zijn persoonlijke vriendschap met keizer Caligula, het koningschap over Judea (37—44 n.C.); hij was een goede regeerder. De Zelotenpartij groeide. Van de ellendige toestanden maakte het schuim der bevolking gebruik voor moordenaars praktijken; naar de sica (korte dolk) werden de moordenaars „sicariërs" genoemd. Elk misdrijf wreekten de landvoogden op de hele bevolking; terwijl voor de heidenen in het land van Israël elke plundering en elk misdrijf geoorloofd was.
Een van de kleinzonen van Herodes, [[Herodes Agrippa I|Agrippa I]], kreeg door zijn persoonlijke vriendschap met keizer Caligula, het koningschap over Judea (37—44 n.C.); hij was een goede regeerder. De Zelotenpartij groeide. Van de ellendige toestanden maakte het schuim der bevolking gebruik voor moordenaars praktijken; naar de sica (korte dolk) werden de moordenaars „sicariërs" genoemd. Elk misdrijf wreekten de landvoogden op de hele bevolking; terwijl voor de heidenen in het land van Israël elke plundering en elk misdrijf geoorloofd was.


{{Tijdbalk Israël en Gemeente 50-100}}
{{Tijdbalk Israël en Gemeente 50-99}}


De laatste landvoogd (procurator) Gessius Florus (64—66) hield openlijk vriendschap met de Sicariërs, moordde er op los, verwoestte hele dorpen. Klachten over de stadhouders werkten weinig of niets uit. Ten gevolge van het wreed en onrechtvaardig optreden van Gessius Florus liep de maat over. Het reeds lang onderdrukte en vertrapte volk kwam in opstand. Tegenover de Zeloten stond een vredespartij, die van de oorlog geen goeds verwachtte. De Joodse oorlog ontbrandde, die een eind zou maken aan het politiek bestaan van het Joodse volk.
De laatste landvoogd (procurator) Gessius Florus (64—66) hield openlijk vriendschap met de Sicariërs, moordde er op los, verwoestte hele dorpen. Klachten over de stadhouders werkten weinig of niets uit. Ten gevolge van het wreed en onrechtvaardig optreden van Gessius Florus liep de maat over. Het reeds lang onderdrukte en vertrapte volk kwam in opstand. Tegenover de Zeloten stond een vredespartij, die van de oorlog geen goeds verwachtte. De Joodse oorlog ontbrandde, die een eind zou maken aan het politiek bestaan van het Joodse volk.