Godvruchtig
Godvruchtig is God vrezend. Simeon die in de tempel te Jeruzalem de baby Jezus in zijn armen nam, was een godvruchtig, d.i. godvrezend man.
Het woord godvruchtig komt van ‘god’ en het middelnederlandse ‘vruchten’ = vrezen. Vergelijk het Duitse furchten = vrezen, Gottesfurcht = Godsvrucht, Godsvreze.
Synoniemen zijn: godvrezend, vroom, godzalig. Vergelijk drie vertalingen:
2Ti 3:12 En ook allen die godvruchtig willen leven in Christus Jezus zullen vervolgd worden. (TELOS)
2Ti 3:12 En ook allen, die godzaliglijk willen leven in Christus Jezus, die zullen vervolgd worden. (SV)
2Ti 3:12 Trouwens, allen die in Christus Jezus vroom willen leven, zullen vervolgd worden, (WV95)
Tit 2:12 en onderwijst ons, dat wij met verzaking van de goddeloosheid en de wereldse begeerten ingetogen, rechtvaardig en godvruchtig zouden leven in deze tegenwoordige eeuw, (TELOS)
Tit 2:12 En onderwijst ons, dat wij, de goddeloosheid en de wereldse begeerlijkheden verzakende, matig en rechtvaardig, en godzalig leven zouden in deze tegenwoordige wereld; (SV)
Tit 2:12 die ons leert af te zien van goddeloosheid en wereldse begeerten, en bezonnen, rechtvaardig en vroom te leven in deze wereld, (WV95)
Geloofd zij God met diepst ontzag!
Hij overlaadt ons, dag aan dag, Psalm 68 (berijmd) vers 10 |
Godvruchtig betekent niet in angst voor God leven, maar met ontzag voor Hem en, met gezonde vrees, rekening met Hem houdend, zoals een kind ten opzichte van zijn vader.
De schrijver van de Hebreeënbrief herinnert aan het ontzag dat wij als kinderen voor onze vaders hadden.
Heb 12:9 ... wij hadden de vaders van ons vlees om ons te tuchtigen en wij hadden ontzag voor hen; zullen wij dan niet veel meer aan de Vader van de geesten onderworpen zijn en leven? (TELOS)
Oefening. Paulus moedigde Timotheüs aan zich te oefenen, niet in ascese (1 Tim. 4:1v), maar in/tot de godsvrucht.
1Ti 4:7 ... Oefen je echter in [de] godsvrucht. 1Ti 4:8 Want de lichamelijke oefening is tot weinig nuttig, maar de godsvrucht is nuttig tot alle dingen, daar zij de belofte heeft van het tegenwoordige en van het toekomstige leven. (Telos)