Guichelarij

Uit Christipedia

Guichelarij is in de Statenvertaling een woord voor toverij (tovenarij), duivelskunstenarij of wichelarij[1].

De goddeloze koning Manasse pleegde guichelarij 'en toverde' (2 Kron. 33:6).

2Kon 21:6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, en pleegde guichelarij en gaf op vogelgeschrei acht; en hij stelde waarzeggers en duivelskunstenaren; hij deed zeer veel kwaads in de ogen des HEEREN, om [Hem] tot toorn te verwekken. (SV)

Dit vers in andere vertalingen:

2Kon 21:6 Ja, hij deed zijn zoon door het vuur gaan, liet zich in met toverij en waarzeggerij, en stelde bezweerders van doden en van geesten aan. Hij deed veel, dat kwaad is in de ogen des HEREN, en krenkte Hem daardoor. (NBG51)

2Kon 21:6 Hij liet zijn zoon door het vuur gaan, duidde wolken en deed aan wichelarij. Ook stelde hij dodenbezweerders en waarzeggers aan. Hij deed zeer veel kwaad in de ogen van de HEERE, om Hem tot toorn te verwekken. (HSV)

2Kon 21:6 Hij verbrandde zijn zoon als offer en liet zich in met wolkenschouwerij, wichelarij, geestenbezwering en waarzeggerij. Hij tergde de HEER door voortdurend te doen wat slecht is in zijn ogen. (NBV2004)

Voetnoot

  1. Over de betekenissen van het woord in het oud-Nederlands, zie http://gtb.inl.nl/iWDB/search?actie=article&wdb=WNT&id=M021027