Handelingen van de Apostelen/Onderwerpen

Uit Christipedia

Onderwerpen uit het Bijbelboek Handelingen van de Apostelen worden hier behandeld, in alfabetische volgorde.

Jezus Christus

Godheid van de Zoon

De Godheid van de Zoon zowel als van de Heilige Geest wordt met duidelijke woorden in dit boek geleerd. De Godheid van de Zoon, onzen Heer Jezus Christus, blijkt uit de overgave door Stefanus van zijn geest aan de Heer Jezus en zijn bede om aan zijn tegenstanders hun zonde niet toe te rekenen.

Hnd 7:59  En zij stenigden Stefanus, die de Heer aanriep en zei: Heer Jezus, ontvang mijn geest. Hnd 7:60  En terwijl hij neerknielde, riep hij met luider stem: Heer, reken hun deze zonde niet toe. En toen hij dit gezegd had, ontsliep hij. (Telos)

Ananias spreekt van het gebed tot Christus als een kenmerk van de christen[1].

Hnd 9:13  Ananias echter antwoordde: Heer, ik heb van velen over deze man gehoord, hoeveel kwaad hij uw heiligen in Jeruzalem heeft aangedaan; Hnd 9:14  en hier heeft hij volmacht van de overpriesters om allen die uw naam aanroepen te boeien. (Telos)

Petrus spreekt van Christus als een Heer van allen

Hnd 10:36  Het woord dat Hij aan de zonen van Israel heeft gezonden, toen Hij vrede verkondigde door Jezus Christus - Deze is aller Heer -: (Telos)

Vergelijk ook 14«: 23; 20: 32 en 20: 28. Het verdient onze aandacht dat het woord „Heer” in dit boek nu eens aan God de Vader, dan weer aan God de Zoon wordt gegeven. (Zie hoofdstuk 10: 36; 9: 34, 35, 42; 11: 16, 20, 21, 23 en 13: 2, 7, 10—12, 48).

Werk van de Zoon

Bij een aandachtige lezing van dit boek zal men de duidelijkste verklaring aantreffen omtrent het werk van de Zoon. Zie verder bij de paragraaf Prediking.

Heilige Geest

Godheid van de Heilige Geest

Omtrent de Godheid van de Heiligen Geest vinden wij ook duidelijke verklaringen. Verg. het 3e en 4e vers van hoofdstuk 5, waar de Heilige Geest „God” genoemd wordt.

Hnd 5:3  Petrus echter zei: Ananias, waarom heeft de satan uw hart vervuld om te liegen tegen de Heilige Geest en van de opbrengst van het land achter te houden? Hnd 5:4  Als het onverkocht was gebleven, bleef het niet van u en was na de verkoop de opbrengst niet in uw macht? Waarom hebt u zich deze daad in uw hart voorgenomen? U hebt niet tegen mensen gelogen, maar tegen God. (Telos)

Hij dien Paulus de Heilige Geest noemt, wordt door Jesaja verklaard de Heer te zijn.

Hnd 28:25  En onder elkaar onenig gingen zij weg, nadat Paulus dit ene woord had gezegd: Terecht heeft de Heilige Geest door de profeet Jesaja tot uw vaderen de woorden gesproken: Hnd 28:26  ‘Ga tot dit volk en zeg: Met het gehoor zult u horen en geenszins verstaan, en kijkend zult u kijken en geenszins zien; Hnd 28:27  want het hart van dit volk is vet geworden en hun oren zijn hardhorend geworden en hun ogen hebben zij gesloten, opdat zij niet misschien met hun ogen zien en met hun oren horen en met hun hart verstaan en zich bekeren, en Ik hen gezond maak’. (Telos)

Bewijzen voor het wezen van de Heiligen Geest als één met de Vader en nochtans op Zichzelf bestaande, vinden wij in hoofdstuk 8: 20; 10: 19; 13: 2; 26: 7; 20: 28.

Spreken door de Heilige Geest

In het boek Handelingen komt de Geest aan het woord.

Hnd 8:29  En de Geest zei tot Filippus: Ga naar die wagen en blijf er in de buurt. (Telos)

Hnd 10:19 Terwijl Petrus nu over het gezicht nadacht, zei de Geest tot hem: Zie, drie mannen zoeken u; Hnd 10:20  maar sta op, ga naar beneden en reis met hen mee zonder te twijfelen, want Ik heb hen gezonden. (...) Hnd 11:12  En de Geest zei mij met hen mee te gaan zonder te twijfelen. ... (Telos)

Hnd 13:2  Terwijl zij nu de Heer dienden en vastten, zei de Heilige Geest: Zondert Mij nu Barnabas en Saulus af voor het werk waartoe Ik hen heb geroepen. (Telos)

Hnd 21:11  en hij kwam bij ons, nam de gordel van Paulus, en na zichzelf aan voeten en handen gebonden te hebben zei hij: Dit zegt de Heilige Geest: de man van wie deze gordel is, zullen de Joden zo binden in Jeruzalem en overleveren in handen van de volken. (Telos)

Tussen haakjes, de héle Schrift is door de Geest ingegeven.

Werk van de Heilige Geest

Het werk van de Heiligen Geest wordt op dezelfde wijze beschreven als dat van de Zoon, met onderscheiding van zijn wonderdadige en onmiddellijke invloed, dat voor ons van het grootste belang is. Geven wij acht dat op de Pinksterdag de Heilige Geest door de prediking van de gekruisigde en opgewekte Zaligmaker overtuigt van zonde (Hand. 2: 36, 37 vergelijk met Joh. 16: 8), zodat zij die de Heer ter dood hadden gebracht, zichzelf onverdeeld aan Jezus kwamen toewijden.

De verandering in de gemoedsstemming van de apostelen teweeggebracht, bewijst dat de Heilige Geest het verstand verlicht en de aanvankelijk bekeerde in de waarheid leidt. Ook in de Christenen te Jeruzalem, die de Heilige Geest ontvingen (Hand. 2: 4; 4: 13), zien wij het werk van de Heilige Geest ter heiligmaking en vertroosting. Hun vrijmoedigheid in het spreken, hun broederliefde (Hand. 4.: 32), hun ijver in de verkondiging van het Evangelie (Hand. 8: 5), hun mededeelzaamheid (Hand. 4: 34; 2: 45), volharding in het gebed en eerbied voor de openlijke eredienst (Hand. 2: 41 enz.), hun vreugde in Christus te midden van de zwaarste vervolgingen om Zijnentwil, dat alles was de vrucht van de Heilige Geest. Zie Gal. 5: 22, 23, vergeleken met de verhalen opgetekend in Handelingen.

Doordat Stefanus vol was van de Heilige Geest (Hand. 7: 55), was hij welberaden en vol liefde voor zijn vijanden, zocht hij God te verheerlijken en had hij vrede in de dood.

In Barnabas, de zoon der vertroosting, vinden wij ook een discipel „vol van de Heilige Geest” (Hand. 11: 24).

De grote blijdschap van de Samaritanen (Hand. 8: 8), van de Ethiopische kamerling (Hand. 8: 39), van de gemeente te Antiochië (Hand. 13: 52), van Paulus en Silas in de gevangenis (Hand. 16: 34) en van de stokbewaarder te Filippi bij zijn bekering (Hand. 16: 34), had haar oorsprong uit dezelfde bron, de heiligende en vertroostende invloed van de Heilige Geest.

Elk verhaal van oprechte bekering in dit boek opgetekend, is een bewijs van het werk van de Heilige Geest, wiens doel het is de zegeningen van de verzoening aan de ziel deelachtig te maken, die de Zoon door zijn gehoorzaamheid tot in de dood verwierf.

Dit boek vermeldt de geschiedenis van de eerste zegepraal van het christendom, van die bedeling, die de bedeling van de Heilige Geest genoemd wordt (2 Kor. 3: 8).

"Gedachtig aan de belofte door Jezus ons gegeven omtrent de invloed van de Heilige Geest (Luk. 11: 13), zij het onze dagelijkse bede om de menigerlei gaven van zijn genade te mogen ontvangen, opdat wij het tonen dat ons geloof werkzaam is in de liefde!" (Benjamin Elliott Nicholls)[2]

Prediking

In het boek Handelingen zien wij dat Jezus Christus het middelpunt is van de prediking der apostelen, als vervullende de beloften aan de vaderen gedaan (Hand. 3:24; 13:32; 26:6). Daarom ‚‚hielden zij niet op, dagelijks in in de tempel en bij de huizen te leren en Jezus Christus te verkondigen" (Hand. 5: 42).

Jezus Christus was steeds het middelpunt van Paulus' redevoeringen. Van zijn bekering af predikte hij terstond Christus in de synagoge (Hand. 9: 20). Het laatste bericht dat wij van hem vernemen, is dat hij 28 jaren later nog het Evangelie predikte en leerde aangaande de Heer Jezus Christus (Hand. 26: 31), aldus getrouw de taak vervullend die hem was opgedragen, om Zijn naam te dragen voor de heidenvolken en de Israëlieten (Hand. 9: 15). Sprekende van het werk van Christus, verkondigen zij Hem als de Zaligmaker (Hand. 13: 23), door wie wij vergeving van zonde (Hand. 2: 38; 3: 19), rechtvaardiging bij God ( Hand. 13: 39) en opstanding ten eeuwigen leven verkrijgen en door wiens lijden (Hand. 17: 3; 26: 23), (gelijk de Profeten hadden voorzegd) maar vooral door wiens dood (Hand. 20: 28) deze zegeningen waren verworven, daar Hij zijn gemeente had gekocht door zijn bloed.

Wij moeten niet vergeten dat ons in de Handelingen slechts enkele gesprekken der apostelen worden medegedeeld; terwijl in de brieven het voorname onderwerp van hun prediking breedvoeriger wordt ontwikkeld. Uit de Evangelieverkondiging van Filippus aan de Ethiopische kamerling, naar aanleiding van Jes. 53, leren wij dat de rechtvaardigmaking wordt toegeschreven aan het geloof in Christus (zie vs. 11); dat Hij "om onze overtredingen is verwond"; dat "de Heer al onze ongerechtigheden op Hem deed aanlopen; dat Hij zijn ziel tot een schuldoffer stellend, veler zonden gedragen en voor de overtreders gebeden heeft.”

De deugdzame en vrome Cornelius is ons een duidelijk bewijs, dat allen behoefte hebben aan de kennis van Christus. Hoe weldadig hij ook was, toch moest hij door Petrus' prediking gewezen worden op de enige weg tot zaligheid (Hand. 11: 14). Letten wij op de voorname onderwerpen waarvan Petrus spreekt (Hand. 10: 36 enz.), namelijk vrede door Jezus Christus, Zijn leven, dood, opstanding enz. en de getuigenis van al de profeten omtrent de leer van de vergeving der zonde, door het geloof in zijn naam (Hand. 10: 43).

Verder vernemen wij nog dat de zaligheid alleen wordt geschonken aan dezulken, die in Christus geloven (Hand. 4; 11, 12); dat deze bestaat in de verlossing zowel van de macht als van de schuld der zonde (Hand. 3; 26; 28:18); dat Christus is verhoogd tot een Vorst en Zaligmaker‚ om te geven bekering en vergeving van de zonden (Hand. 5: 31) en de Heilige Geest (Hand. 1: 4; 2:23 vergelijk met Efez. 4: 8).

Het werk van de Zoon als Rechter der wereld, waarmee zijn ambt als Middelaar zal voltooid zijn, wordt hier herhaaldelijk voorgesteld (Hand. 3: 21; 10: 42; 17: 31).

Bron

Benjamin Elliott Nicholls, Handleiding bij het lezen van den Bijbel. Uit het Engelsch (Amsterdam: H. Höveker, 1863), blz. 379-382. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 17, 25 en 26 dec. 2023.

Voetnoot

  1. Vgl. 1Co 1:2  ... allen, in elke plaats, die de naam van onze Heer Jezus Christus aanroepen
  2. Benjamin Elliott Nicholls, Handleiding bij het lezen van den Bijbel. Uit het Engelsch (Amsterdam: H. Höveker, 1863), blz. 382.