Harad

Uit Christipedia

Harad, ook geschreven Arad, was de hoofdplaats van een oud Kanaänitisch koninkrijk (Joz. 12: 14) in het zuiden van Kanaän. De koning van Harad streed tegen Israël, maar zijn koninkrijk werd door God aan Israël overgegeven.

Naam. De naam Harad (Eng. Arad) komt 5x voor in het Oude Testament en betekent ‘wilde ezel’.

Ligging. Volgens Num. 21:1 en 33: 40 lag deze stad in het zuiden van het land Kanaan.

Nu 33:40 En de Kanaäniet, de koning van Harad, die in het zuiden woonde in het land Kanaän, hoorde, dat de kinderen Israëls aankwamen. (SV)

Nu 21:1 Toen de Kanaäniet, de koning van Harad, die in het Zuiderland woonde, (HSV)

Robinson vond daar Tell'Arad, waarmee Harad vereenzelvigd wordt. Tell’Arad ligt op 31° 17’ noorderbreedte en 35° 7’ oosterlengte.

Harad lag 20 km ten zuiden van Hebron.

Ligging van Harad (Arad) tussen Beërsheva en de Dode Zee.

Gebeurtenissen

De koning van Harad bond, vóórdat Gods volk om Edom kon heentrekken, de strijd aan met Israël, maar werd door God aan Israël overgegeven.

Nu 21:1 Toen de Kanaäniet, de koning van Harad, die in het Zuiderland woonde, hoorde dat Israël langs de weg van Atharim kwam, bond hij de strijd aan met Israël, en hij voerde enigen uit hen als gevangenen weg. Nu 21:2 Toen deed Israël de HEERE een gelofte en zei: Als U dit volk helemaal in mijn hand geeft, zal ik hun steden met de ban slaan. Nu 21:3 En de HEERE luisterde naar de stem van Israël en gaf de Kanaänieten [in zijn hand]. Hij sloeg hen en hun steden met de ban, en hij gaf die plaats de naam Horma. Nu 21:4 Toen trokken zij van de berg Hor in de richting van de Schelfzee. Ze moesten namelijk om het land van Edom heen trekken, … (HSV)

Jozua nam Harad op zijn grote krijgstocht in en liet er hoogstwaarschijnlijk een Israëlitische bezetting achter. De lijst van door Jozua verslagen koningen wordt de koning van Harad genoemd:

Joz 12:14 De koning van Horma, een; de koning van Harad, een; (SV)

Kenieten met Judeërs vestigden zich zuidelijk van Harad

Ri 1:16 De kinderen van den Keniet, den schoonvader van Mozes, togen ook uit de Palmstad op, met de kinderen van Juda, naar de woestijn van Juda, die tegen het zuiden van Harad is; en zij gingen heen en woonden met het volk. (SV)

Een deel van de woestijn van Juda liep ten zuiden van de stad Harad in de steppen van Negev uit.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Harad.