Hemel en Tussentoestand: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
(kleine aanvulling op de tekst)
(kleine aanvulling op de tekst)
Regel 83: Regel 83:
Er zijn vele teksten aan te wijzen, waarin van een verlangen wordt gesproken om na de dood verlost te mogen zijn van het oordeel over de zonde, bij God te mogen zijn en Zijn genade en liefde te mogen ervaren in een paradijs zonder zonde. In Israël geloofde men in het herstel van het verloren paradijs. Men was ook in de Oudtestamentische tijd bekend met het feit dat God macht had om de macht van de dood te niet te doen. De opwekking van de doden door Elia en Eliza waren daarvan het bewijs (1Kon. 17:22; 2Kon. 4:35; 2Kon. 13:21). De opneming van Henoch en Elia bewijst dat de dood niet het deel van alle schepselen behoefde te zijn (Gen. 5:22; 2Kon. 2:11). De profeten Hosea en Ezechiël profeteren het herstel van het volk Israël door op het beeld van de wederopstanding te wijzen (Hos. 6:1-6; Ezech. 37:1-14). Ook de volgende teksten spreken over een wederopstanding: 1Sam. 2:6; 2 Sam. 12:23; Job 19:25-27; Ps. 17:15; Ps. 49:16; Ps. 73:24; Jes. 11:6-9; Jes. 33:24; Jes. 65:17-25; Dan. 2:44. Het Nieuwe Testament openbaart ons nadrukkelijk dat er een wederopstanding uit de doden zal plaats hebben, dit in tegenstelling tot de gedachte dat de zielen van Gods gunstgenoten voorlopig reeds in de hemel der hemelen zouden zijn (Matth. 8:11-12; Matth. 21:43; Matth. 22:12-13; Matth 25:32-33; Markus 13:27; Markus 14:25; Luk. 13:29; Luk. 23:43; 1Kor. 15; 2Kor. 12:4; Filipp. 1:23-24; 1 Thess. 4:13-17; 2Thess. 1:10; Joh. 17:24; Openb. 2:7; Openb. 4:1; Openb. 7:17; Openb. 19:7-9). Wie zijn Schepper eert, dient, vreest en van genade moet leven, heft zijn ogen op naar omhoog, naar de hemel, naar de 'bergen'. Zijn ziel verlangt naar God. Jezus zelf moedigt ons daartoe aan (Lukas 21:28). Troostvolle teksten in Gods Woord spreken daarover. Het opzien naar de hemel heeft mogelijk de gedachte gevoed dat de zielen van Gods' kinderen voorlopig daar zijn.
Er zijn vele teksten aan te wijzen, waarin van een verlangen wordt gesproken om na de dood verlost te mogen zijn van het oordeel over de zonde, bij God te mogen zijn en Zijn genade en liefde te mogen ervaren in een paradijs zonder zonde. In Israël geloofde men in het herstel van het verloren paradijs. Men was ook in de Oudtestamentische tijd bekend met het feit dat God macht had om de macht van de dood te niet te doen. De opwekking van de doden door Elia en Eliza waren daarvan het bewijs (1Kon. 17:22; 2Kon. 4:35; 2Kon. 13:21). De opneming van Henoch en Elia bewijst dat de dood niet het deel van alle schepselen behoefde te zijn (Gen. 5:22; 2Kon. 2:11). De profeten Hosea en Ezechiël profeteren het herstel van het volk Israël door op het beeld van de wederopstanding te wijzen (Hos. 6:1-6; Ezech. 37:1-14). Ook de volgende teksten spreken over een wederopstanding: 1Sam. 2:6; 2 Sam. 12:23; Job 19:25-27; Ps. 17:15; Ps. 49:16; Ps. 73:24; Jes. 11:6-9; Jes. 33:24; Jes. 65:17-25; Dan. 2:44. Het Nieuwe Testament openbaart ons nadrukkelijk dat er een wederopstanding uit de doden zal plaats hebben, dit in tegenstelling tot de gedachte dat de zielen van Gods gunstgenoten voorlopig reeds in de hemel der hemelen zouden zijn (Matth. 8:11-12; Matth. 21:43; Matth. 22:12-13; Matth 25:32-33; Markus 13:27; Markus 14:25; Luk. 13:29; Luk. 23:43; 1Kor. 15; 2Kor. 12:4; Filipp. 1:23-24; 1 Thess. 4:13-17; 2Thess. 1:10; Joh. 17:24; Openb. 2:7; Openb. 4:1; Openb. 7:17; Openb. 19:7-9). Wie zijn Schepper eert, dient, vreest en van genade moet leven, heft zijn ogen op naar omhoog, naar de hemel, naar de 'bergen'. Zijn ziel verlangt naar God. Jezus zelf moedigt ons daartoe aan (Lukas 21:28). Troostvolle teksten in Gods Woord spreken daarover. Het opzien naar de hemel heeft mogelijk de gedachte gevoed dat de zielen van Gods' kinderen voorlopig daar zijn.


De teksten getuigen van het geloof in een aanwezig kunnen zijn bij God. De soort van beeldspraak die daarbij gebruikt wordt door de gelovige kan niet gezien worden als een Goddelijke Openbaring, die tot doel heeft ons duidelijkheid te verschaffen over hoe het precies zal zijn na ons overlijden. Ook Psalm 115:17 ('De doden zullen de HEERE niet prijzen …) of Jes. 38:17 ('Want het graf zal U niet loven ….) hebben waarschijnlijk eveneens niet de Goddelijke bedoeling iets te openbaren over de 'tussentoestand'.
De teksten getuigen van het geloof in een aanwezig kunnen zijn bij God. De soort van beeldspraak die daarbij gebruikt wordt door de gelovige kan niet gezien worden als een Goddelijke Openbaring, die tot doel heeft ons duidelijkheid te verschaffen over hoe het precies zal zijn na ons overlijden. Ook Psalm 115:17 ('De doden zullen de HEERE niet prijzen …) of Ps. 6:6 en Jes. 38:17 ('Want het graf zal U niet loven ….) hebben waarschijnlijk eveneens niet de Goddelijke bedoeling iets te openbaren over de 'tussentoestand'.


'''Een overvloed aan genadegiften vanuit de hemel komend'''
'''Een overvloed aan genadegiften vanuit de hemel komend'''