Honingzeem
Honingzeem of honigzeem verwijst naar[1] (1) ongepijnde honing, d.i honing die vanzelf, zonder persen uit de raden gevloeid is, of (2) het zoetste, het vetste van de honing
Stukken honingraat met honing
De spreukendichter vergelijkt de vleitaal van een vreemde vrouw met honingzeem.
Spr 5:3 Want van honigzeem druipen de lippen der vreemde vrouw, gladder dan olie is haar gehemelte, (NBG51)
Zie ook
Voetnoot
- ↑ Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.