Jakobus 1
Jakobus 1 van de Brief van Jakobus wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.
Samenvatting
Indeling:
Jak. 1:1 | Schrijver, adressering en groet. |
Jak. 1:2-21 | Onze houding in verzoekingen |
Jak. 1:22-27 | Daders en hoorders van het woord, geloof en werken |
Na het opschrift (1), vermaant Jakobus de verstrooide gelovige Joden te volharden in verzoekingen, om de vruchten die daaruit voortkomen (2-4). En als het iemand aan wijsheid ontbreekt, laat hij met geloof God erom vragen (5-8). Laat de geringe broeder roemen in zijn hoogheid en de rijk in zijn geringheid en vergankelijkheid (9-11). Gelukkig de man die verzoeking verdraagt (12). Ieder wordt verzocht - niet door God, die niemand verzoekt - maar door zijn eigen begeerte (13-14). Als de begeerte bevrucht wordt (zonde ontvangt), baart zij zonde en de zonde, volwassen geworden, brengt de dood voort (15). Alle goed, inzonderheid de wedergeboorte tot nieuwe schepselen, komt van God (16-18). Vermaning tot traagheid in reactief spreken en traagheid tot toorn en tot zachtmoedigheid (19-21). En om Gods woord niet alleen te horen, maar ook te doen (22-25). De beoefening van de rechte godsdienst vereist het bedwingen van zijn tong en bestaat in weduwen en wezen in hun verdrukking te bezoeken en zichzelf onbesmet van de wereld bewaren (26-27).
1
Jak 1:1 Jakobus, slaaf van God en van de Heer Jezus Christus, aan de twaalf stammen in de verstrooiing: gegroet! (Telos)
Aan de twaalf stammen in de verstrooiing. Aan de gelovigen in Christus onder hen, aangezien Jakobus zich voorstelt als een slaaf van de Heer Jezus Christus en hij schrijft aan "mijn broeders". Het is dus een algemene brief aan Joodse gelovigen, niet bepaald gericht aan een plaatselijke gemeente. Zie Brief van Jakobus voor het hoofdartikel over de adressering.
2
Jak 1:2 Acht het enkel vreugde, mijn broeders, wanneer u in allerlei verzoekingen valt, (Telos)
Valt. Niet struikelt of ten val komt, maar terechtkomt of geraakt te midden van verzoekingen; zodanig in iets vallen dat men erdoor omringd is[1].
Verzoekingen. Of: beproevingen. De duivel tracht te verleiden tot zonde, maar God traint ons in het onderscheiden van goed en kwaad, in standhouden en volharden.
5
Jak 1:5 Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt, laat hij die aan God vragen, die aan allen mild en zonder verwijt geeft en zij zal hem gegeven worden. (Telos)
Als nu aan iemand van u wijsheid ontbreekt. Wijsheid die zegt wat u in deze of gene verzoeking te doen staat.
8
Jak 1:8 hij is een wankelmoedig man, onberekenbaar in al zijn wegen. (Telos)
Onberekenbaar in al zijn wegen. Zijn koers is niet vast en voorspelbaar.
9
Jak 1:9 Laat de geringe broeder echter roemen in zijn hoogheid, (Telos)
Geringheid, armoede is een omstandigheid waarin iemand verzocht kan worden, bijvoorbeeld wanneer hij gediscrimineerd wordt om zijn haveloze kleding (zie 2:2v). Hij kan ook verzocht worden om zichzelf neer te halen, in neerslachtigheid te verzinken.
Zijn hoogheid.
Jak 2:5 Hoort, mijn geliefde broeders: heeft God niet de armen in de wereld uitverkoren om rijk te zijn in het geloof en erfgenamen van het koninkrijk, dat Hij beloofd heeft aan hen die Hem liefhebben? (Telos)
10
Jak 1:10 en de rijke in zijn geringheid, omdat hij als een bloem van het gras zal vergaan. (Telos)
Rijkdom is een situatie waarin de rijke verzocht kan worden om hoog van zichzelf te denken. Elke goede gave komt echter van God (vs. 17) en mag geen oorzaak van zelfroem worden.
Vgl.:
Jak 4:9 Weest ellendig, treurt en weent; laat uw lachen in treuren en uw blijdschap in verslagenheid veranderd worden. Jak 4:10 Vernedert u voor de Heer en Hij zal u verhogen. (Telos)
15
Jak 1:15 Daarna, als de begeerte bevrucht is, baart zij zonde; en als de zonde volwassen geworden is, brengt zij de dood voort. (Telos)
De begeerte wordt bevrucht door zondige gedachten. Het denken paart met de begeerte, leidt tot een wilsbesluit en baart zonde, d.w.z. komt tot uiting in gedrag, in de daad.
16
Jak 1:16 Dwaalt niet, mijn geliefde broeders. (Telos)
Mijn geliefde broeders. Ook in vs. 19.
17
Jak 1:17 Elke goede gave en elk volmaakt geschenk daalt van boven neer, van de Vader der lichten, bij Wie geen verandering is of schaduw van omkering. (Telos)
Dat moet de rijke (vs. 10) beseffen, tot aflegging of tot vermijding van hoogmoed.
Elke goede gave en elk volmaakt geschenk. Inzonderheid de wedergeboorte tot een nieuw schepsel (vs. 18). De Heer Jezus is Gods "onuitsprekelijke gave".
2Co 9:15 God zij dank voor zijn onuitsprekelijke gave. (Telos)
Bij Wie geen verandering is of schaduw van omkering. In tegenstelling tot de rijke (vs. 10).
18
Jak 1:18 Naar zijn wil heeft Hij ons voortgebracht door het woord van de waarheid, opdat wij in zekere zin een eersteling van zijn schepselen zouden zijn. (Telos)
Een eersteling van zijn schepselen. Dit beseffe de geringe broeder (vs. 9)
19
Jak 1:19 Weet dit, mijn geliefde broeders; laat ieder mens echter snel zijn om te horen, traag om te spreken, traag tot toorn. (Telos)
Mijn geliefde broeders. Ook in vs. 16.
22
Jak 1:22 En weest daders van het woord en niet alleen hoorders, anders misleidt u zichzelf. (Telos)
Anders misleidt u zichzelf. Vgl. vs. 26: "zijn hart bedriegt".
24
Jak 1:24 want hij bekijkt zich, gaat weg en is onmiddellijk vergeten hoe hij er uitzag. (Telos)
Gods woord houdt hem een spiegel voor. Het laat hem zien wat hem te doen en na te laten is. Een spiegel toont ons bijvoorbeeld dat er een vlek op onze kin zit, dat ons haar niet recht zit, dat de kraag van onze jas niet goed niet goed zit, enz. Deze 'onthullingen' moeten ons aanzetten tot een daad ter verbetering. Zo is het ook met de spiegel van Gods woord. Het kan ons bijvoorbeeld wijzen op het feit dat wij lasteren of iets anders met onze tong doen dat slecht is (vgl. vers 26).
25
Jak 1:25 Maar wie zijn blik richt op de volmaakte wet, die van de vrijheid, en daarbij blijft, niet een vergeetachtig hoorder geworden maar een dader van het werk, die zal gelukkig zijn in zijn doen. (Telos)
De volmaakte wet. Dat is vermoedelijk niet de hele, zij het ook volmaakte wet van Mozes, maar:
1. hetzij de zedelijke wet van de Tien Geboden, vgl.:
Jak 2:10 Want wie de hele wet houdt, maar in een gebod struikelt, is schuldig geworden aan alle. (Telos)
2. hetzij het gebod van de liefde tot God en de naaste;
3. hetzij de volmaakte verzameling van geboden nieuwtestamentische geboden en verboden, waarvan het gebod van de liefde het hoogste is.
Een leerling van Jezus is in elk geval geen wetteloze. De bekeerde Saulus was niet langer onder de wet van Mozes, maar "niet zonder wet voor God", hij was "aan Christus wettelijk onderworpen".
1Co 9:20 En ik ben de Joden geworden als een Jood, om de Joden te winnen; hun die onder de wet zijn, als onder de wet (hoewel ik zelf niet onder de wet ben), om hen die onder de wet zijn te winnen; 1Co 9:21 hun die zonder wet zijn, als zonder wet (hoewel ik niet zonder wet voor God ben, maar aan Christus wettelijk onderworpen), om hen die zonder wet zijn te winnen. (Telos)
Die van de vrijheid. Ook in 2:12.
Jak 2:12 Spreekt zo en doet zo als zij die door de wet van de vrijheid geoordeeld zullen worden. (Telos)
En daarbij blijft. Niet wegloopt en de wet vergeet, maar deze bewaart en doet.
26
Jak 1:26 Als iemand meent godsdienstig te zijn, terwijl hij zijn tong niet in toom houdt maar zijn hart bedriegt, diens godsdienst is inhoudsloos. (Telos)
Zijn hart bedriegt. Vgl. vs. 22: "misleidt u zichzelf".
Andere hoofdstukken
De volgende hoofdstukken van de Brief van Jakobus zijn op Christipedia samengevat en/of passages ervan becommentarieerd:
■ Jakobus 1, Jakobus 2, Jakobus 3, Jakobus 4, Jakobus 5. |
Bron
Statenbijbel uitgegeven door het Nederlandsch Bijbelgenootschap, Amsterdam, 1923. Tekst van de samenvatting van Jak. 1 is onder wijziging verwerkt op 11 aug. 2021.
Voetnoot
- ↑ Hebreeuws-Nederlands Lexicon; op basis van Strong-coderingen. Onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Het is gebaseerd op het Engelstalige Online Bible Hebrew-Englisch Lexicon van Larry Pierce.