Jonathan (= Jahweh heeft gegeven) is in de Bijbel de naam van verschillende mannen. De bekendste is Jonathan, de zoon van Saul.

Naam. De Hebreeuwse naam is יְהוֹנָתָן, Jehonathan; of יוֹנָתָן, Jonathan, en betekent "hij die door Jahweh is gegeven" of "Jahweh heeft gegeven". 

Onder anderen heten de volgende mannen Jonathan:

1. een Leviet, die in het begin van het tijdvak der richters uit zijn woonplaats Bethlehem in Juda naar Efraïm vertrok, en daar bij zekere Micha in dienst trad, om de priesterlijke bediening bij een beeld van Jahweh waar te nemen. Dit heiligdom werd spoedig zo vermaard, dat de Danieten, die Laïs, later Dan genoemd, wilden overrompelen en bezetten, hem met zijn gewijde beelden en priestergewaden naar het noorden medevoerden. Daar bleef hij en zijn geslacht deze halfafgodische eredienst in stand houden tot Davids tijd. Maar ook later behoorden zijn nakomelingen tot de priesters, door Jerobeam bij zijn beend te Dan aangesteld. Jonathan vertoont zich door zijn handelwijze in ongunstig licht.

2. een der zonen van Jada, afstammeling van Juda;

3. een zoon van koning Saul, door zijn heldendaden en innige vriendschap voor David beroemd.

Zie het hoofdartikel Jonathan (zoon van Saul)

4. kleinzoon van Isaï, zoon van Simea en neef van David. Hij is bekend door het verslaan van een Filistijnse reus.

5. Ook had David een oom, die Jonathan heette, een van zijn raadslieden, een zeer kundig man.

6. Een van de helden van David.

7. Een van de schatmeesters van David.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Jonathan' is op 7 april 2017 verwerkt.