Isaï
Isaï was de vader van David, zijn zevende zoon, die koning van Israël werd. Zie 1 Sam. 16:1v; 1 Kron. 2:13. Hij is één van Jezus' voorvaders. Isaï wordt ook in het Nieuwe Testament genoemd (Matth. 1:5-6; Hand. 13:22; Rom. 15:12).
Zijn naam is in het Hebreeuws Jisai of Isai. Herkomst en betekenis zijn onduidelijk. Opgegeven betekenissen zijn onder meer ‘de wezenlijke’[1], 'God bestaat', 'de man van', 'geschenk van God'. In het Grieks luidt de naam Iessai. In het Latijn van de Vulgaatvertaling: Isai, Jesse. De Engelse Authorized Version heeft 'Jesse'.
Geslachtslijn | ||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||||
---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|---|
|
Isaï was de zoon van Obed en daarmee kleinzoon van Boaz en Ruth. Hij woonde in Bethlehem. Zijn familie wordt genoemd in 1 Kron. 2:12v. Als zijn zonen worden opgegeven Eliab, Abinadab, Simea, Nethaneël, Raddaï, Ozem en, de jongste, David.
1Kr 2:12 Boaz verwekte Obed, Obed verwekte Isaï, 1Kr 2:13 Isaï verwekte Eliab, zijn eerstgeborene, Abinadab, de tweede, en Simea, de derde, 1Kr 2:14 Nethaneël, de vierde, Raddai, de vijfde, 1Kr 2:15 Ozem, de zesde, [en] David, de zevende. 1Kr 2:16 Hun zusters waren Zeruja en Abigaïl. De zonen van Zeruja waren Abisaï, Joab en Asaël, drie [zonen]. 1Kr 2:17 Abigaïl baarde Amasa; de vader van Amasa was Jether de Ismaëliet. (HSV)
Isaï was met een bij name niet bekende vrouw als weduwe gehuwd, die twee dochters van haar vorige man Nahas had.
Op bevel van God, die Saul van de troon vervallen verklaard had, kwam Samuël tot Isaï, om een van zijn zonen tot koning van Israël te zalven.
Nadat al de overige zonen voor de profeet verschenen waren, werd het hem geopenbaard, dat David, ofschoon de jongste in jaren, de toekomstige koning zou zijn. Of Isaï David's troonsbestijging nog beleefd heeft is onbekend.
Bron
P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Hieruit is op 6 maart 2013 tekst genomen en bewerkt.
Voetnoot
- ↑ S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Jisai. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëedigd vertaler.