Boaz

Uit Christipedia

Boaz ('in hem is sterkte') was de tweede man van Ruth de Moabietische en de overgrootvader van David. Ook een van de beide pilaren bij de ingang van de tempel gebouwd door Salomo heette Boaz.

Naam. De Hebreeuwse naam is בעז, Boaz (klemtoon op de tweede lettergreep). De betekenis van de naam is onzeker, misschien 'in hem is sterkte'[1] of 'snelheid[2]'. Volgens Van Ronkel (1835) betekent Boaz "in Hem is sterkte", van Bo = in hem en Az = sterkte, kracht, macht[3].

Het Strongnummer is 01162. De naam komt 24x voor in het Oude Testament. In de Latijnse Vulgaatvertaling van de Bijbel is de naam Boöz.

Boaz was een zoon van Salmon uit de stam van Juda en de Kanaänitische ex-prostitué Rachab, die door het volk van Israël was aangenomen omdat zij Israëlitische verspieders had beschermd. Boaz was een rijk man geworden en te Bethlehem woonachtig. Hij was uit het geslacht van Elimelech, de man van Naomi. Hij was dus ook een bloedverwant van Elimelechs zoon Machlon, die de eerste man van de Moabitische vrouw Ruth werd.

Ru 2:1 Nu had Naomi een bloedverwant van de kant van haar man, een zeer vermogend man, uit het geslacht van Elimelech, en zijn naam was Boaz. (HSV)

Hij werd de losser van Ruth. Zij was de weduwe van Machlon en de schoondochter van Naomi. Zij was met schoonmoeder meegegaan naar Bethlehem-Juda. Daar ontmoette zij Boaz, die haar tot vrouw nam.

Boaz de losser, zie Ruth 4:7-8. Schilderij door Jan van 't Hoff (GospelImages.nl)

Door zijn huwelijk met Ruth werd Boaz de overgrootvader van David. Obed immers, de zoon van Boaz en Ruth, was de vader van Isaï, en de grootvader dus van David.

Geslachtslijn
Salmon
 
Rachab
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Boaz
 
Ruth
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Obed
 
(onbekend)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Isaï
 
(onbekend)
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
David

Het gedrag van Boaz tegenover Ruth doet hem kennen als een edelmoedig en godvruchtig man.

Tempelpilaar

Boaz was ook de naam van een der beide pilaren (Boaz en Jachin) bij de ingang van de tempel van Salomo: van de linker bronzen pilaar.

Afmeting. De beide pilaren waren 18 ellen = ca. 9 meter hoog,

Jer 52:21  Wat betreft de pilaren: een pilaar was achttien el hoog, een draad van twaalf el kon hem omspannen. De dikte ervan was vier vingers, [en] hij was hol. (HSV)

Elke pilaar had een omvang van 12 ellen = ca. 6 meter. Een omtrek van 6 meter komt overeen met een diameter van 6 gedeeld door 3,14 = 1,91 meter. De Hebreeuwse Wikipedia[4] vermeldt 5,4 meter in omtrek, dat is 1,72 meter in doorsnede.

Materiaal. De pilaren waren van koper/brons. Ze waren hol, hun wand was 4 vingers dik (Jer. 52:21).

Kapiteel. Op de pilaar zat een kapiteel van koper, ca. 2,5 meter hoog.

Jer 52:22  Daarop zat een kapiteel van koper. De hoogte van een kapiteel was vijf el. Het vlechtwerk en de granaatappels rondom op het kapiteel waren helemaal van koper. En de tweede pilaar had zoals deze [eerste], eveneens granaatappels. Jer 52:23  Er waren zesennegentig granaatappels [aangebracht in alle] windrichtingen. [Het totaal van] alle granaatappels was honderd, rondom op het vlechtwerk. (HSV)

Einde. De pilaar werd door de Chaldeeën in stukken geslagen en het koper werd meegenomen naar Babel. De pilaren zijn niet meer gemaakt voor de tempel van Zerubbabel.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866.

Voetnoten

  1. Hebraisch-Deutsch Strong Lexikon, editie 2015. Onderdeel van de Online Bible (Importantia). Daar de naam 'Boaz' ook aan een tempelpilaar werd gegeven, is de betekenis 'in hem is sterkte' waarschijnlijker dan 'snelheid'.
  2. Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia. Ook Hebraisch-Deutsch Strong Lexikon (Online Bible, editie 2015) noemt deze betekenis.
  3. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Jachin. Van Ronkel was hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.
  4. https://he.wikipedia.org/wiki/%D7%99%D7%9B%D7%99%D7%9F_%D7%95%D7%91%D7%95%D7%A2%D7%96 Geraadpleegd op 16 mrt. 2023.