Kaleb: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
Regel 5: Regel 5:


De drie naamgenoten in de Bijbel zijn:
De drie naamgenoten in de Bijbel zijn:
# Kaleb de zoon van Jefunne, een van de twaalf verspieders. Num. 13:6, 30; 14:6-38; Joz. 14:6-14; 15:13-18
# Kaleb de zoon van Jefunne, uit de stam Juda, een van de twaalf verspieders. Num. 13:6, 30; 14:6-38; Joz. 14:6-14; 15:13-18
# Kaleb die elders Chelubaï (1 Kron. 2:9) heet, een zoon van Hezron en derhalve achterkleinzoon van Juda. Ook schijnt hij de naam Karmi of Charmi gedragen te hebben. Hij is de vader van Hur. 1 Kron. 2:18, 19, 42.
# Kaleb die elders Chelubaï (1 Kron. 2:9) heet, een zoon van Hezron en derhalve achterkleinzoon van Juda. Ook schijnt hij de naam Karmi of Charmi gedragen te hebben. Hij is de vader van Hur. 1 Kron. 2:18, 19, 42.
# Kaleb de zoon van Hur en derhalve kleinzoon van Hezron; 1 Kron. 2:50
# Kaleb de zoon van Hur en derhalve kleinzoon van Hezron; 1 Kron. 2:50
Regel 16: Regel 16:
<blockquote>''Nu 13:30 Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het [land] in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. Nu 13:31 Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. (…)<br>Nu 14:6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, [twee] van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, Nu 14:7 en zeiden tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. <br>Nu 14:8 Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. <br>Nu 14:9 Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen! <br>Nu 14:10 Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten.''<br>(HSV)</blockquote>
<blockquote>''Nu 13:30 Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het [land] in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. Nu 13:31 Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. (…)<br>Nu 14:6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, [twee] van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, Nu 14:7 en zeiden tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land. <br>Nu 14:8 Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing. <br>Nu 14:9 Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen! <br>Nu 14:10 Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten.''<br>(HSV)</blockquote>


Door zijn betuigde geloofsvertrouwen maakte Kaleb zich zó verdienstelijk, dat van alle Israëlieten, die Egypte volwassen verlaten hadden, alleen hij en Jozua waardig gekeurd werden het beloofde land te betreden<blockquote>''Nu 14:24 Maar Mijn dienaar Kaleb, omdat in hem een andere geest was en hij erin volhard heeft Mij na [te volgen],hem zal Ik brengen in het land waar hij geweest is, en zijn nageslacht zal het in bezit nemen. (HSV)''</blockquote>Toen hij 85 jaar oud was maakte hij aanspraak op het grondgebied waarop zijn voeten hadden getreden en dat God hem beloofd had. Hoewel de Enakieten het gebied bezaten, overwon hij hen. Als zijn erfdeel ontving hij de stad Kirjath-Arba ofwel Hebron met haar omstreken.<blockquote>''Joz 15:13 Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron. (SV)''</blockquote>Uit dit vers kan men opmaken dat Kaleb niet tot de stam van Juda behoorde. Immers was hij de zoon van Jefunne, die een [[Kenezieten|Keniziet]] was. Maar een andere verklaring is dat Kaleb een bijzonder gedeelte van dat land werd gegeven, hoewel hij geen ''stamhoofd'' in Juda was.
Door zijn betuigde geloofsvertrouwen maakte Kaleb zich zó verdienstelijk, dat van alle Israëlieten, die Egypte volwassen verlaten hadden, alleen hij en Jozua waardig gekeurd werden het beloofde land te betreden<blockquote>''Nu 14:24 Maar Mijn dienaar Kaleb, omdat in hem een andere geest was en hij erin volhard heeft Mij na [te volgen],hem zal Ik brengen in het land waar hij geweest is, en zijn nageslacht zal het in bezit nemen. (HSV)''</blockquote>Toen hij 85 jaar oud was maakte hij aanspraak op het grondgebied waarop zijn voeten hadden getreden en dat God hem beloofd had. Hoewel de Enakieten het gebied bezaten, overwon hij hen. Als zijn erfdeel ontving hij de stad Kirjath-Arba ofwel Hebron met haar omstreken.<blockquote>''Joz 15:13 Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron. (SV)''</blockquote>Uit dit vers hebben sommigen opgemaakt dat Kaleb niet tot de stam van Juda behoorde. Het punt echter is dat aan Kaleb, hoewel hij geen stamhoofd was, een bijzonder gedeelte van dat land werd gegeven.


De stad Hebron werd later een priesterstad, maar Kaleb behield de velden en dorpen, die tot haar behoorden.
De stad Hebron werd later een priesterstad, maar Kaleb behield de velden en dorpen, die tot haar behoorden.


'Ten zuiden van Kaleb’ (SV) of ‘het Zuiderland van Kaleb’ (HSV) (1 Sam. 30:14) duidt het zuiden van het stamgebied van Juda aan dat het bezit was van Kaleb en zijn nakomelingen. Waarschijnlijk de vlakte gelegen tussen Hebron en de zuidelijke Karmel.
'Ten zuiden van Kaleb’ (SV) of ‘het Zuiderland van Kaleb’ (HSV) (1 Sam. 30:14) duidt het zuiden van het stamgebied van Juda aan dat het bezit was van Kaleb, de zoon van Jefunne en zijn nakomelingen. Waarschijnlijk de vlakte gelegen tussen Hebron en de zuidelijke Karmel.


'''Type.''' Kaleb is een [[Typologie|type]] van de christen, die door het geloof praktisch in bezit heeft genomen en geniet van de plaats aan hem door God gegeven, in weerwil van alles wat zich daartegen verzet.
Kaleb is een type van de christen, die door het geloof praktisch in bezit heeft genomen en geniet van de plaats aan hem door God gegeven, in weerwil van alles wat zich daartegen verzet.


=== Kalebs kinderen ===
== Kaleb en Othniël ==
Kaleb had een dochter genaamd Achsa. Haar schonk hij aan Othniël, een zoon van Kenaz, nadat die de stad Kirjat-Sefer had veroverd. Othniël werd een richter, door wie God het volk Israël verloste van een Aramese onderdrukker.
De kinderen van Kaleb waren Iru, Ela, Naäm, zonen, en Achsa, een dochter. <blockquote>''1Kr 4:15  De zonen van Kaleb, de zoon van Jefunne, waren Iru, Ela en Naäm; en de zoon van Ela: Kenaz. (HSV)'' </blockquote>{{Stamboom Kaleb (1)}}


De vader van Kaleb was Jefunne. Deze was een Keneziet (Num. 32:12). Othniël was de zoon van Kenaz. <blockquote>''Ri 1:13  Toen nam Othniel haar in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij; en [Kaleb] gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. (SV)'' </blockquote>{{Stamboom Kaleb (1)}}
=== Kaleb en Othniël ===
Het is in Richt 1:13 onduidelijk of Kenaz de broer van Kaleb is dan wel Othniël de broer van Kaleb is. Als Othniël de broer van Kaleb is, dan moeten wij 'Othniël, de zoon van Kenaz' lezen als 'Othniël, de Keneziet', want 'Keneziet' betekent 'zoon van Kenaz'. Sommigen begrijpen de genealogische betrekking van Kaleb en Othniël dan ook anders. Zij zien niet Kenaz, maar Othniël als de broer van Kaleb. {{Stamboom Kaleb (2)}}
Kaleb schonk Achsa tot vrouw aan Othniël, een zoon van Kenaz, nadat die de stad Kirjat-Sefer had veroverd. Othniël werd een richter, door wie God het volk Israël verloste van een Aramese onderdrukker.

De genealogische betrekking van Kaleb en Othniël is niet geheel duidelijk. De vader van Kaleb was Jefunne. Deze was een Keneziet (Num. 32:12)

Othniël was de zoon van Kenaz. <blockquote>''Ri 1:13  Toen nam Othniel haar in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij; en [Kaleb] gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. (SV)'' </blockquote>Het is onduidelijk of Kenaz de broer van Kaleb is dan wel Othniël de broer van Kaleb is. Als Kenaz de broer van Kaleb is, dan is hun vader Jefunne. Als Othniël de broer van Kaleb is, dan moeten wij 'de zoon van Kenaz' lezen als 'de Keneziet', dat betekent 'zoon van Kenaz'. {{Stamboom Kaleb (2)}}
Of de broers Kaleb en Othniël hebben alleen een gemeenschappelijk moeder. Of 'broeder van Kaleb' moeten we ruimer verstaan als 'naaste familie van Kaleb.'


== Bronnen ==
== Bronnen ==