Kaleb

Uit Christipedia

Kaleb (= ‘hond’[1]) is de naam van drie personen in het Oude Testament. De bekendste is Kaleb een van de twaalf mannen die het land Kanaän verspiedden.

De drie naamgenoten in de Bijbel zijn:

  1. Kaleb de zoon van Jefunne, uit de stam Juda, een van de twaalf verspieders. Num. 13:6, 30; 14:6-38; Joz. 14:6-14; 15:13-18
  2. Kaleb die elders Chelubaï (1 Kron. 2:9) heet, een zoon van Hezron en derhalve achterkleinzoon van Juda. Ook schijnt hij de naam Karmi of Charmi gedragen te hebben. Hij is de vader van Hur. 1 Kron. 2:18, 19, 42.
  3. Kaleb de zoon van Hur en derhalve kleinzoon van Hezron; 1 Kron. 2:50

Kaleb de zoon van Jefunne

Kaleb (Eng. Caleb) was de zoon was Jefunne, de Keniziet.

Hij werd op de tocht naar Kanaän door Mozes met elf anderen ter verspieding van het land uitgezonden. Hij was toen 40 jaar oud (Joz. 14:7). Na hun terugkeer spoorde Kaleb het ontmoedigde en morrende volk aan op God te vertrouwen.

Nu 13:30 Toen bracht Kaleb het volk tegenover Mozes tot bedaren, en zei: Laten wij vrijmoedig optrekken, wij zullen het [land] in bezit nemen, want wij zullen het zeker overmeesteren. Nu 13:31 Maar de mannen die met hem opgetrokken waren, zeiden: Wij kunnen tegen dat volk niet optrekken, want het is sterker dan wij. (…)
Nu 14:6 En Jozua, de zoon van Nun, en Kaleb, de zoon van Jefunne, [twee] van hen die het land verkend hadden, scheurden hun kleren, Nu 14:7 en zeiden tegen heel de gemeenschap van de Israëlieten: Het land waar wij doorgetrokken zijn om het te verkennen, is een bijzonder goed land.
Nu 14:8 Als de HEERE ons genegen is, zal Hij ons in dat land brengen en zal Hij het ons geven, een land dat overvloeit van melk en honing.
Nu 14:9 Alleen, kom tegen de HEERE niet in opstand, en u, wees niet bevreesd voor de bevolking van het land, want zij zijn ons tot voedsel, hun schaduw is van hen geweken, en de HEERE is met ons. Wees niet bevreesd voor hen!
Nu 14:10 Toen zei heel de gemeenschap dat men hen met stenen moest stenigen. Maar de heerlijkheid van de HEERE verscheen in de tent van ontmoeting, voor al de Israëlieten.

(HSV)

Door zijn betuigde geloofsvertrouwen maakte Kaleb zich zó verdienstelijk, dat van alle Israëlieten, die Egypte volwassen verlaten hadden, alleen hij en Jozua waardig gekeurd werden het beloofde land te betreden

Nu 14:24 Maar Mijn dienaar Kaleb, omdat in hem een andere geest was en hij erin volhard heeft Mij na [te volgen],hem zal Ik brengen in het land waar hij geweest is, en zijn nageslacht zal het in bezit nemen. (HSV)

Toen hij 85 jaar oud (Joz. 14:7, 10) was maakte hij aanspraak op het grondgebied waarop zijn voeten hadden getreden en dat God hem beloofd had. Hoewel de Enakieten het gebied bezaten, overwon hij hen. Als zijn erfdeel ontving hij de stad Kirjath-Arba ofwel Hebron met haar omstreken.

Joz 15:13 Doch Kaleb, den zoon van Jefunne, had hij een deel gegeven in het midden der kinderen van Juda, naar den mond des HEEREN tot Jozua, de stad van Arba, vader van Enak, dat is Hebron. (SV)

Uit dit vers hebben sommigen opgemaakt dat Kaleb niet tot de stam van Juda behoorde. Het punt echter is dat aan Kaleb, hoewel hij geen stamhoofd was, een bijzonder gedeelte van dat land werd gegeven.

De stad Hebron werd later een priesterstad, maar Kaleb behield de velden en dorpen, die tot haar behoorden.

'Ten zuiden van Kaleb’ (SV) of ‘het Zuiderland van Kaleb’ (HSV) (1 Sam. 30:14) duidt het zuiden van het stamgebied van Juda aan dat het bezit was van Kaleb, de zoon van Jefunne en zijn nakomelingen. Waarschijnlijk de vlakte gelegen tussen Hebron en de zuidelijke Karmel.

Kaleb is een type van de christen, die door het geloof praktisch in bezit heeft genomen en geniet van de plaats aan hem door God gegeven, in weerwil van alles wat zich daartegen verzet.

Kaleb en Othniël

Kaleb had een dochter genaamd Achsa. Haar schonk hij aan Othniël, een zoon van Kenaz, nadat die de stad Kirjat-Sefer had veroverd. Othniël werd een richter, door wie God het volk Israël verloste van een Aramese onderdrukker.

De vader van Kaleb was Jefunne. Deze was een Keneziet (Num. 32:12). Othniël was de zoon van Kenaz.

Ri 1:13  Toen nam Othniel haar in, de zoon van Kenaz, broeder van Kaleb, die jonger was dan hij; en [Kaleb] gaf hem Achsa, zijn dochter, tot een vrouw. (SV)

Geslachtslijn Kaleb (1)

Het is in Richt 1:13 onduidelijk of Kenaz de broer van Kaleb is dan wel Othniël de broer van Kaleb is. Als Othniël de broer van Kaleb is, dan moeten wij 'Othniël, de zoon van Kenaz' lezen als 'Othniël, de Keneziet', want 'Keneziet' betekent 'zoon van Kenaz'. Sommigen begrijpen de genealogische betrekking van Kaleb en Othniël dan ook anders. Zij zien niet Kenaz, maar Othniël als de broer van Kaleb.

Stamboom Kaleb (2)

Bronnen

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling (Haarlem: De erven F. Bohn, 1866), s.v. Kaleb. Tekst hiervan is op 27 febr. 2014 verwerkt.

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Caleb. Tekst hiervan is op 23 feb. 2014 vertaald en verwerkt.

Voetnoot

  1. S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen, naar hunne eerste spelling en oorspronkelijke uitspraak met eene korte beschrijving de personen, landen en plaatsen, in het Oude Testament voorkomende, en voor het grootste gedeelte ook etymologisch behandeld. (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Kaleb. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëdigd vertaler.