Kwaad

Uit Christipedia

Kwaad is een woord dat als bijvoeglijk of zelfstandig naamwoord gebruikt wordt. Als bijvoeglijk naamwoord heeft het onder meer deze betekenissen[1]:

  1. gezegd van zaken: van slechte samenstelling of makelij, niet deugend. Synoniemen: slecht, verkeerd. Een "kwade aardappel" is er een die door de aardappelziekte is aangetast.
  2. niet gezond. Synoniem: ziek. "Die aardappel heeft kwade plekken". "Dat zet kwaad bloed bij hem" betekent, in figuurlijke zin: dat geeft verbittering, wekt wrevel.
  3. niet zoals het behoort in de hoedanigheid of soort die het zelfstandig naamwoord noemt, of met betrekking tot werkzaamheden. "Een kwade betaler", die nalatig is of verzuimd te betalen.
  4. in slechte omstandigheden, er slecht aan toe. Synoniem: erg. "Na zijn ontslag heeft hij het kwaad gekregen".
  5. slecht ten opzichte van de zedenleer. Synoniem: zondig, verkeerd, verdorven.

    Mr 7:21  Want van binnen uit het hart van de mensen gaan naar buiten de kwade overleggingen, hoererijen, (Telos)

    "Hij leidt zich leiden door kwade begeerten". "Chemisch afval dumpen in het bos is een kwade praktijk". "De goeden moeten met de kwaden lijden": de onschuldigen moeten lijden voor het kwaad door anderen gedaan. Wie een "kwaad geweten" geweten heeft, is zich bewust van verkeerde handelingen, bedoelingen, wensen, gedachten. "In kwade reuk staan": slecht bekend staan.
  6. lastig of gevaarlijk om mee om te gaan. Synoniem: boosaardig. "Een kwaad wijf", "een kwaaie hond", "de supporters van die club zijn geen kwaad volk".
  7. slecht voor iem. of iets. Synoniem: schadelijk. "Hij heeft een kwade ziekte": een gevaarlijke, kwaadaardige ziekte.
  8. tot nadeel strekkend. Synoniem: onvoordelig.
  9. hinderlijk, onaangenaam. Synoniem: lastig, moeilijk. "Dat zal kwaad gedaan", "dat is een kwade boel".
  10. ongunstig of onaangenaam voor de persoon (of de zaak) die het aangaat, of die het verneemt. "Een kwaad teken", "een kwade tijding", "het is niet kwaad bedoeld, hoor!" (ik zeg het niet om je te kwetsen of te bedroeven). "Iemand in een kwaad daglicht stellen": veel van hem ongunstig voorstellen.
  11. van tijdruimten gezegd: vol tegenspoed. "Kwade dagen".

    Pre 12:1 Denk aan uw Schepper in de dagen van uw jeugd, voordat de kwade dagen komen en de jaren naderen waarvan u zeggen zult: Ik vind er geen vreugde in; (HSV)

    "Wij hebben nu een kwaad wijnjaar".
  12. zeer boos of van boosheid blijk gevend. Synoniem: nijdig, toornig. "Zij is kwaad op mij". Spreekwoord "Kwaad worden is menselijk, kwaad blijven is duivels". Zich kwaad maken is zich toornig maken.
  13. slechtgezind. Iemand een kwaad hart toedragen is hem ongunstig gezind zijn. Demonen zijn kwade geesten.

Als zelfstandig naamwoord verwijst 'kwaad' naar de hoedanigheid van kwaad of iets dat kwaad is, en heeft het onder meer deze betekenissen[1]:

  1. wat ondeugdelijk, slecht aan iets is. Synoniemen zijn: gebrek, euvel, tekortkoming.
  2. wat in strijd is met de zedenleer, met hetgeen geboden is, het slechte. Synoniem: zonde. In de hof van Eden stond de boom der kennis van goed en kwaad (Gen. 2:9). Kennis van kwaad is kennis van wat zedelijk slecht is. De Heidelbergse catechismus (vraag 8) leert dat de mens is geneigd tot alle kwaad. Wie "van kwaad tot erger" vervalt, geeft zich steeds meer aan het kwaad over en doet groter kwaad. Het spreekwoord "het kwaad loont zijn meester" zegt dat het kwaad vroeg of laat wordt bestraft. Iets dergelijks zegt ook het spreekwoord "Die kwaad doet, kwaad ontmoet": wie een ander slecht behandelt, zal zelf ook slecht behandeld worden.
  3. iets nadeligs of gevaarlijks. "Ik zie er geen kwaad in om Jeruzalem te bezoeken".
  4. nadelig of ongunstig feit, voorval enz., onaangename omstandigheid. Synoniemen zijn: onheil, tegenspoed. Kwaad stichten is onheil veroorzaken. Een spreekwoord zegt: "waar kwaad is, komt kwaad bij": een ongeluk komt zelden alleen. De Heer Jezus heeft gezegd: "Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen kwaad" (Matth. 6:34). De spreekwoordelijk raad "men moet van twee kwaden het minste of beste kiezen" zegt dat men het minst schadelijke, onaangename enz. moet kiezen. Een 'noodzakelijk kwaad' is iets ongunstigs dat men op de koop toe moet nemen. De apostel Paulus houdt ons voor geen kwaad (slechte behandeling, leed ons aangedaan) met kwaad te vergelden (Rom. 12:17).
  5. schade, nadeel. "Het kan geen kwaad om zelf de batterij van deze smartphone te vervangen".
  6. ziekte, kwaal. "Een of ander kwaad onder de leden hebben".
  7. iets dat ongunstig of onaangenaam is voor de persoon die het betreft. "Zij vertelde allerlei kwaads van hem". Vergelijk: kwaadspreken.

Ontwikkeling van kwaad

Zedelijk kwaad ontwikkelt zich in de samenleving stapsgewijs:

  1. We zien kwaad over het hoofd, we slaan er geen acht op;
  2. We laten het kwaad toe, we gedogen het, waardoor het kwaad toeneemt;
  3. We maken het kwaad wettig: we veranderen de wet, zodat het niet langer als kwaad wordt gezien;
  4. We bevorderen het kwaad;
  5. We vieren het kwaad;
  6. We vervolgen hen die het kwaad kwaad blijven noemen.

Over deze zedelijke omkering, omwaardering spreekt de profeet Jesaja een wee uit.

Jes 5:20  Wee hun die het kwade goed noemen en het goede kwaad; die duisternis voorstellen als licht, en licht als duisternis; die bitter voorstellen als zoet en zoet als bitter. (HSV)

Zie ook

Over het ethisch-theologische probleem van het kwaad, zie Probleem van het kwaad.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 Van Dale's Groot woordenboek der Nederlandse taal (13e uitgave), digitale versie 1.0 Plus, jaar 2000.