Lijden van Jezus Christus

Uit Christipedia

Het lijden van Jezus Christus was nodig om ons mensen te kunnen redden.

Zijn voorkennis

De Heiland wist vóóraf dat en hoe Hij zou lijden. Enkele malen heeft Hij zijn lijden, dood en opstanding aangekondigd. Eenmaal bijvoorbeeld zei Hij tegen zijn leerlingen wat Hem zou overkomen:

Mr 10:32 Zij nu waren onderweg en trokken op naar Jeruzalem, en Jezus ging hun voor; en zij stonden verbaasd, ja, terwijl zij volgden, waren zij bang. En Hij nam opnieuw de twaalf tot Zich en begon hun te zeggen wat Hem zou overkomen: Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken;  Mr 10:34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (TELOS)

Christus' voorkennis was gedetailleerd:

  • welke groepen mensen zouden een rol spelen
  • 'overleveren' impliceert dat hij gevangen genomen zou worden
  • veroordeling tot de dood
  • overlevering aan de volken (de Romeinen regeerden over Israël)
  • bespotting
  • geseling
  • opstanding
  • na drie dagen

Merk op dat de leerlingen zelf deze voorkennis niet hadden. Ze hadden alleen een bang vermoeden, iets als: 'we gaan naar Jeruzalem en vrezen dat het daar niet goed zal aflopen'. Daarom waren zij 'verbaasd' en 'bang' (Marc. 10:32).

Christus' lijden paste echter in Gods heilsplan en de Heer was gekomen op dat plan uit te voeren.

Heb 10:7 Toen zei Ik: zie, Ik kom (in de boekrol is over Mij geschreven) om uw wil te doen, O God!’ (TELOS)

Nadat hij Marcus 10:32-34 zijn lijden had aangekondigd, spreekt hij met zijn leerlingen over heersen en dienen en zegt hij in vers 45:

Mr 10:45 Want ook de Zoon des mensen is niet gekomen om gediend te worden, maar om te dienen en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen. (TELOS)

Zijn voorkennis was niet van een noodlot dat het bereiken van zijn levensdoel zou verijdelen. Integendeel, Hij was doelbewust gekomen om te lijden en te sterven en zijn leven te geven tot een losprijs voor velen.

Mate van lijden

De Heer Jezus heeft als mens zwaar en veel geleden:

Mattheüs 16:21 Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt. (TELOS)

Markus 8:31  En Hij begon hun te leren dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten, de overpriesters en de schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. (TELOS)

Lu 17:25 Eerst echter moet Hij veel lijden en verworpen worden door dit geslacht. (TELOS)

Plaats van lijden

De Heiland moest lijden ter plaatse waar Hij in de toekomst zou heersen, te weten in Jeruzalem, de stad van de grote Koning. Jeruzalem is de stad die God had uitverkoren om daar Zijn naam te doen wonen. De stad die de hoofdstad van de wereld zal worden; de stad waarvan dan de wet van God zal uitgaan en waarheen eens de volken zullen stromen om de woorden van God te horen.

Mattheüs 16:21  Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt. (TELOS)

Mr 10:32 Zij nu waren onderweg en trokken op naar Jeruzalem, en Jezus ging hun voor; en zij stonden verbaasd, ja, terwijl zij volgden, waren zij bang. En Hij nam opnieuw de twaalf tot Zich en begon hun te zeggen wat Hem zou overkomen: Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; (TELOS)

Veroorzakers

Hy droech onse smerten.

    T'en zijn de Joden niet, Heer Jesu, die u cruysten,
Noch die verradelijck u togen voort gericht,
Noch die versmadelijck u spogen int gesicht,
Noch die u knevelden, en stieten u vol puysten,
    T'en sijn de crijchs-luy niet die met haer felle vuysten
Den rietstock hebben of den hamer opgelicht,
Of het vervloecte hout op Golgotha gesticht,
Of over uwen rock tsaem dobbelden en tuyschten:
    Ick bent, ô Heer, ick bent die u dit heb gedaen,
Ick ben den swaren boom die u had overlaen,
Ick ben de taeye streng daermee ghy ginct gebonden,
    De nagel, en de speer, de geessel die u sloech,
De bloet-bedropen croon die uwen schedel droech:
Want dit is al geschiet, eylaes! om mijne sonden.

Jacobus Revius


De veroorzakers van het lijden van de Zoon des mensen zijn ... de mensen. Zij hebben aan Hem gedaan alles wat zij wilden.

Mattheüs 17:10 En de discipelen vroegen Hem aldus: Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat eerst Elia moet komen? Mattheüs 17:11 Hij nu antwoordde en zei: Mattheüs 17:12 Elia komt wel eerst en zal alles herstellen; Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en zij hebben hem niet erkend, maar aan hem gedaan alles wat zij wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden. Mattheüs 17:13 Toen beseften de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de doper had gesproken. (TELOS)

De veroorzakers van zijn lijden zijn oudstenoverpriesters en schriftgeleerden. Oudsten hebben levenservaring en wijsheid; overpriesters hebben verstand van de dienst van God; schriftgeleerden hebben verstand van de Schrift van God. Desondanks zijn zij een bijzondere oorzaak van Zijn lijden geworden.

Mattheüs 16:21  Van toen af begon Jezus zijn discipelen te tonen dat Hij naar Jeruzalem moest gaan en veel lijden vanwege de oudsten, overpriesters en schriftgeleerden en gedood worden en op de derde dag worden opgewekt. (TELOS)

Behalve zijn volksgenoten, zijn broeders naar het vlees, hebben ook de heidenvolken zijn lijden veroorzaakt:

Mr 10:32 Zij nu waren onderweg en trokken op naar Jeruzalem, en Jezus ging hun voor; en zij stonden verbaasd, ja, terwijl zij volgden, waren zij bang. En Hij nam opnieuw de twaalf tot Zich en begon hun te zeggen wat Hem zou overkomen: Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; Mr 10:34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (TELOS)

Door de volken, d.w.z. door de Romeinse soldaten, werd Hij bespot, bespuwd, gegeseld en gedood. Mensen hebben Christus' lijden veroorzaakt. Maar ook God, die alles bestuurt, heeft een hand in dat lijden gehad. De lijden door mensen toegebracht gingen niet buiten God om. Het paste in Gods raadsbesluit. De profeet Zacharia had geprofeteerd:

Zac 13:7  Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. Sla die Herder en de schapen zullen overal verspreid worden. [Maar] Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. (HSV) 

Op Jezus vielen ook onzichtbare slagen. Het zwaard, dat God opriep en 'die Herder' sloeg, was niet te zien voor mensenogen. "Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen" (Jes. 53:5).

Jes 53:4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Jes 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. Jes 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft [Hem] ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. (HSV)

Gods raad was gericht op ons heil. Daarom, door Jezus' striemen is ons genezing geworden. Door zijn lijden is - naar Gods welbehagen - ons heil ten deel gevallen. Dat zal het Godvrezend overblijfsel van Israël in de toekomst inzien.

Miskenning

Lijden wordt zwaarder door gemis van erkenning en kan ten dele een gevolg zijn van miskenning. Dit is het geval bij het lijden van de Christus.

Mattheüs 17:10 En de discipelen vroegen Hem aldus: Waarom zeggen de schriftgeleerden dan dat eerst Elia moet komen? Mattheüs 17:11 Hij nu antwoordde en zei: Mattheüs 17:12 Elia komt wel eerst en zal alles herstellen; Ik zeg u echter dat Elia al gekomen is, en zij hebben hem niet erkend, maar aan hem gedaan alles wat zij wilden; zo zal ook de Zoon des mensen door hen lijden. Mattheüs 17:13 Toen beseften de discipelen dat Hij tot hen over Johannes de doper had gesproken. (TELOS)

Verwerping

Een mens kan lijden terwijl naasten hem liefdevol omringen en zorg verlenen. Het lijden van de Zoon des mensen echter ging gepaard met verwerping door zijn medemensen, door zijn eigen volkgenoten. Ondervonden liefde verzacht het lijden, verwerping verzwaart het lijden.

Markus 8:31  En Hij begon hun te leren dat de Zoon des mensen veel moest lijden en verworpen worden door de oudsten, de overpriesters en de schriftgeleerden en gedood worden en na drie dagen opstaan. (TELOS)

Bespotting

Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; Mr 10:34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (TELOS)

Mr 15:19 En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen en huldigden Hem. (TELOS)

Bespuwing

Door bespuwing werd Jezus vernederd en verachtelijk behandeld. Zij spuwden Hem in het gezicht.

Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; Mr 10:34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (TELOS)

Mt 26:67 Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met vuisten, (TELOS)

Mr 14:65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht.(TELOS)

Mt 27:30 En zij spuwden op Hem, namen de rietstok en sloegen op zijn hoofd. (TELOS)

Mr 15:19 En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen en huldigden Hem.(TELOS)

Vergelijk:

Jes 50:6 Ik geef Mijn rug aan hen die [Mij] slaan, Mijn wangen aan hen die [Mij] de baard uitplukken. Mijn gezicht verberg Ik niet voor smaad en speeksel. (HSV)

Job 30:9 Maar nu ben ik hun spotlied geworden, en ik ben voor hen tot een [spot] woord. Job 30:10 Zij hebben een afschuw van mij, zij blijven ver bij mij vandaan, ja, zij sparen mijn gezicht het speeksel niet. Job 30:11 Want [God] heeft mijn tentkoord losgemaakt, en mij vernederd; daarom werpen zij voor mijn gezicht de toom af. (HSV)

Geslagen

De Heiland heeft geleden door de slagen hem toegebracht.

Mt 26:31 Toen zei Jezus tot hen: U zult allen over Mij ten val komen in deze nacht; want er staat geschreven: ‘Ik zal de herder slaan en de schapen van de kudde zullen verstrooid worden’. (TELOS)

Zac 13:7  Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. Sla die Herder en de schapen zullen overal verspreid worden. [Maar] Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. (HSV)

Jes 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft [Hem] ziek gemaakt. ...  (HSV)

Hij is geslagen met vuisten:

Mt 26:67 Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met vuisten, (TELOS)

Mr 14:65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht.(TELOS)

Dit gebeurde na de verhoring in de Joodse raad, waar de oudsten en schriftgeleerden bijeen waren. Sommigen van deze hoogwaardigheidsbekleders, en de dienaren, bespuwden en sloegen hem. Jezus is geslagen met een rietstok. Hiermee sloegen de Romeinse soldaten Hem op Zijn hoofd.

Mt 27:30 En zij spuwden op Hem, namen de rietstok en sloegen op zijn hoofd. (TELOS)

Mr 15:19 En zij sloegen zijn hoofd met een rietstok en bespuwden Hem, en zij vielen op hun knieen en huldigden Hem.(TELOS)

Zij sloegen op zijn hoofd en in zijn gezicht. Ze gaven hem kaakslagen:

Mt 26:67 Toen spuwden zij Hem in het gezicht en sloegen Hem met vuisten, (TELOS)

'Mt 26:68 en zij gaven Hem kaakslagen en zeiden: Profeteer ons, Christus, wie is het die U heeft geslagen? (TELOS)'

Joh 18:22 Toen Hij nu dit zei, gaf een van de dienaars die daarbij stond, Jezus een slag in het gezicht en zei: Antwoordt U zo de hogepriester? Joh 18:23 Jezus antwoordde hem: Als Ik verkeerd heb gesproken, getuig van het verkeerde; maar als Ik goed heb gesproken, waarom slaat u Mij? (TELOS)

Mr 14:65 En sommigen begonnen Hem te bespuwen en zijn gezicht te bedekken en Hem met vuisten te slaan en tot Hem te zeggen: Profeteer! En de dienaren sloegen Hem in het gezicht. (TELOS)

De Heiland ontving ook slagen met de gesel, hij is gegeseld. Stadhouder Pilatus geselde hem (Matth. 27:26; Luc. 23:16; Joh. 19:1):

Mr 10:33 Zie, wij trekken op naar Jeruzalem, en de Zoon des mensen zal overgeleverd worden aan de overpriesters en de schriftgeleerden, en zij zullen Hem ter dood veroordelen en Hem overleveren aan de volken; Mr 10:34 en zij zullen Hem bespotten, Hem bespuwen, Hem geselen en doden; en na drie dagen zal Hij opstaan. (TELOS)

Joh 19:1 Toen nam Pilatus dan Jezus en geselde Hem. (TELOS)

Mt 27:26  Toen liet hij hun Barabbas los, maar Jezus geselde hij en leverde Hem over om gekruisigd te worden. (TELOS)

Dat Hij gegeseld zou worden, heeft de Heer voorzegd (Mt 20:10; Marc. 10:34; Luc. 18:33):

Mt 20:19 en Hem overleveren aan de volken om Hem te bespotten en te geselen en te kruisigen; en op de derde dag zal Hij worden opgewekt. (TELOS)

Door de geseling traden de woorden van de profeet Jesaja in vervulling:

Jes 50:6 Ik geef Mijn rug dengenen, die [Mij] slaan, en Mijn wangen dengenen, die [Mij] het haar uitplukken; Mijn aangezicht verberg Ik niet voor smaadheden en speeksel. (SV)

Jes 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden is Hij verbrijzeld; de straf, die ons den vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijnstriemen is ons genezing geworden. (SV)

Petrus verwees naar Jes. 53:5 toen hij schreef:

1Pe 2:24 die Zelf onze zonden in zijn lichaam heeft gedragen op het hout, opdat wij, voor de zonden afgestorven, voor de gerechtigheid leven: ‘door zijn striemenbent u gezond geworden’. (TELOS)

De slagen door mensen Hem toegebracht gingen niet buiten God om. Ze pasten in Gods raadsbesluit. En ook van Godswege kwamen slagen op Jezus. De profeet Zacharia had geprofeteerd:

Zac 13:7  Zwaard, ontwaak tegen Mijn Herder en tegen de Man Die Mijn Metgezel is, spreekt de HEERE van de legermachten. Sla die Herder en de schapen zullen overal verspreid worden. [Maar] Ik zal Mijn hand tot de kleinen wenden. (HSV) 

Op Jezus vielen ook onzichtbare slagen. Het zwaard, dat God opriep en 'die Herder' sloeg, was niet te zien voor mensenogen. "Het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen" (Jes. 53:5). Gods raad was gericht op ons heil. Daarom, door Jezus' striemen is ons genezing geworden. Door zijn lijden is - naar Gods welbehagen - ons heil ten deel gevallen. Dat zal het Godvrezend overblijfsel van Israël in de toekomst inzien:

Jes 53:4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. Jes 53:5 Maar Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongerechtigheden verbrijzeld. De straf die ons de vrede aanbrengt, was op Hem, en door Zijn striemen is er voor ons genezing gekomen. (HSV)

Jes 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft [Hem] ziek gemaakt. Als Zijn ziel Zich [tot] een schuldoffer gesteld zal hebben, zal Hij nageslacht zien, Hij zal de dagen verlengen; het welbehagen van de HEERE zal door Zijn hand voorspoedig zijn. (HSV)

Ziek gemaakt

De Heer Jezus is in alles aan zijn broeders (de verlosten, de kinderen van God) gelijk geworden (Hebr. 2:17).

Heb 2:17 Daarom moest Hij in alles aan zijn broeders gelijk worden, ... (TELOS)

Hij heeft evenals zij aan bloed en vlees deelgenomen (Hebr. 2:14).

Heb 2:14 Daar nu de kinderen aan bloed en vlees deel hebben, heeft ook Hij op gelijke wijze daaraan deelgenomen, ... (TELOS)

Hij werd gegeseld door Romeinse soldaten en vervolgens aan het kruishout genageld. Daar maakte God hem ziek, krank.

Jes 53:10 Doch het behaagde den HEERE Hem te verbrijzelen; Hij heeft [Hem] krank gemaakt; (SV)

Jes 53:10 Maar het behaagde de HEERE Hem te verbrijzelen, Hij heeft [Hem] ziek gemaakt. (HSV)

Daar hing de Mensenzoon aan het vloekhout. Een 'Man van smarten', veracht, verworpen (Jes. 53:3). Hij nam onze krankheden, ziekten op zich; onze smarten droeg Hij (Jes. 53:4).

Jes 53:3 Hij was veracht, en de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, en verzocht in krankheid; en [een] [iegelijk] was als verbergende het aangezicht voor Hem; Hij was veracht, en wij hebben Hem niet geacht. Jes 53:4 Waarlijk, Hij heeft onze krankheden op Zich genomen, en onze smarten heeft Hij gedragen; doch wij achtten Hem, dat Hij geplaagd, van God geslagen en verdrukt was. (SV)

Jes 53:3 Hij was veracht, de onwaardigste onder de mensen, een Man van smarten, bekend met ziekte, en als [iemand] voor wie men het gezicht verbergt; Hij was veracht en wij hebben Hem niet geacht. Jes 53:4 Voorwaar, onze ziekten heeft Híj op Zich genomen, ons leed heeft Hij gedragen. Wíj hielden Hem echter voor een geplaagde, door God geslagen en verdrukt. (HSV)

Hij moest in alles aan zijn broeders gelijk worden (Hebr. 2:17), ook in smarten en ziekte. Daardoor kan hij meevoelen met de ziekte van David, die door God om zijn zonden gekastijd werd en waarvan Psalm 38 verhaalt.

Ps 38:1 Een psalm van David, om te doen gedenken. HEERE, straf mij niet in Uw grote toorn, bestraf mij niet in Uw grimmigheid. Ps 38:2 Want Uw pijlen zijn in mij gedrongen, Uw hand is op mij neergekomen. Ps 38:3 Er is niets gezonds aan mijn lichaam door Uw gramschap, er is geen vrede in mijn beenderen vanwege mijn zonde. 

Ps 38:4 Want mijn ongerechtigheden gaan mij boven het hoofd, als een zware last zijn zij mij te zwaar geworden.

Ps 38:5 Mijn wonden stinken, zij zijn vervuild vanwege mijn dwaasheid. 

Ps 38:6 Ik ben krom geworden, ik ga zeer diep gebukt; de hele dag ga ik in het zwart gehuld.

Ps 38:7 Want mijn lendenen zijn volledig ontstoken, er is niets gezonds aan mijn lichaam.

Ps 38:8 Ik ben bezweken en volkomen verbrijzeld; ik schreeuw het uit vanwege het bonken van mijn hart. 

Ps 38:9 Heere, al mijn verlangen [ligt] voor U [open], mijn zuchten is voor U niet verborgen.

Ps 38:10 Mijn hart gaat tekeer, mijn kracht laat mij in de steek; ook het licht in mijn ogen, alsof ik geen ogen heb. 

Ps 38:11 Mijn geliefden en mijn vrienden staan afzijdig van mijn plaag, zij die nauw aan mij verwant zijn, blijven van verre staan.

Ps 38:12 Wie mij naar het leven staan, spannen valstrikken; wie mijn onheil zoeken, spreken schadelijke [woorden] en bedenken de hele dag listen.

Ps 38:13 Maar ik ben als een dove, ik hoor niet, en als een stomme, [die] zijn mond niet opendoet.

Ps 38:14 Ja, ik ben als een man die niet hoort en in wiens mond geen weerwoord is.

Ps 38:15 Maar op U, HEERE, hoop ik; Ú zult verhoren, Heere, mijn God! 

Ps 38:16 Want ik zei: Laten zij zich toch over mij niet verblijden! Zou mijn voet wankelen, zij zouden zich tegen mij verheffen. 

Ps 38:17 Ja, ik dreig te struikelen, mijn smart [staat] voortdurend vóór mij.

Ps 38:18 Want ik maak [U] mijn ongerechtigheid bekend, ik ben bekommerd vanwege mijn zonde. 

Ps 38:19 Maar mijn vijanden zijn in leven [en] worden machtig; wie mij om valse redenen haten, worden talrijk.

Ps 38:20 Wie kwaad voor goed vergelden, zijn mijn tegenstanders, omdat ik het goede najaag.

Ps 38:21 Verlaat mij niet, HEERE; mijn God, blijf niet ver van mij.

Ps 38:22 Kom mij spoedig te hulp, Heere, mijn heil! 

(HSV)