Lippen

Uit Christipedia

De lippen van een mens zijn de gevoelige en vlezige buitenste delen van zijn of haar mond.

Lippen van een man

In het boek Hooglied worden de lippen van de bruid vergeleken met druppende honigzeem (Hoogl. 4:11), die van de bruidegom met lelies, druppend van vloeiende mirre (Hoogl. 5:13).

Eigenlijke zin

Lippen van een vrouw

In de Heilige Schrift betekent 'lippen' in eigenlijke: de mond, in 't bijzonder als orgaan van het spreken, bidden, zingen enz. en als zodanig meermalen met 'mond', 'tong' gelijk staand (Num. 30: 7, 13. Deut. 23: 23. 1 Sam. 1, 13. Job 8: 21. 15: 6; 27: 4. Ps. 34: 14; 51: 17; 59: 8; 63: 4; 71: 23; 119: 13, 171; 141: 3. Spr. 8: 7; 10: 13, 19; 24: 2; 27: 2. Jes. 6: 5; 29 : 13. Matth. 15 : 8. 1 Petr. 3: 10 enz.).

Oneigenlijke zin

Vandaar betekent 'lippen' vaak oneigenlijk: spraak, woorden (Job 2: 10. Ps. 45: 3; 140: 4. Spr. 5: 3; 18: 6v. Klaagl. 3: 61v.), waarmee het gelijkstaat (Pred. 10: 12).

Daarom worden ook aan God, waar van Zijn woord sprake is, lippen toegeschreven (Job 11: 5; 23: 12. Ps. 17: 4. Jes. 30 : 27).

Het gesproken woord heet ook vrucht der lippen in 't algemeen (Spr. 18: 20); in 't bijzonder het woord van de prediking (Jes. 57: 19), van de lof en van de dankzegging (Hebr. 13: 15), gelijk dan ook het woord van God door de kostelijkste vrucht, de granaatappel zinnebeeldig wordt voorgesteld.

"De varren van onze lippen"

„Wij willen betalen de varren van onze lippen" (Hos. 14: 3). "De varren van onze lippen" zijn de geestelijke dank- en lofoffers, gebracht door onze lippen die God dankzeggen en prijzen.

"De bovenste lip bewinden"

In de Statenvertaling komen we de uitdrukking "de bovenste lip bewinden (of bewimpelen)" tegen. Dat bewinden (bedekken) moest een melaatse doen als hij in het openbaar verscheen.

Le 13:45 Voorts zullen de klederen des melaatsen, in wien die plaag is, gescheurd zijn, en zijn hoofd zal ontbloot zijn, en hij zal de bovenste lip bewimpelen; daartoe zal hij roepen: Onrein, onrein! (SV)

Het betekent dat hij zijn hele mond vanaf zijn bovenste lip moest bedekken. God kondigde Ezechiël aan dat Hij diens vrouw zou wegnemen, maar hij mocht na haar overlijden zijn bovenste lip niet bewinden.

Eze 24:17  (SVV) Houd stil van kermen, gij zult geen dodenrouw maken, bind uw hoed op u, en doe uw schoenen aan uw voeten; en de bovenste lip zult gij niet bewinden, en zult der lieden brood niet eten. (SV)

Dit vers in de Herziene Statenvertaling:

Eze 24:17  Kerm in stilte, u mag geen rouw over de dode bedrijven. Bind uw tulband om en doe uw schoenen aan uw voeten; u mag uw baard en snor niet bedekken en van het brood dat mensen [u brengen], mag u niet eten. (HSV)

Merk op dat deze vertaling 'en snor' erbij voegt, om de bovenste lip mee te doen bedekken. Valse zieners en waarzeggers zullen samen de bovenste lip bewimpelen:

Mic 3:7  En de zieners zullen beschaamd, en de waarzeggers schaamrood worden; en zij zullen al te zamen de bovenste lip bewimpelen; want er zal geen antwoord Gods zijn. (SV)

Zij zullen mond en kin met een sluier bedekken, hetgeen men niet alleen deed in grote treurigheid en rouw (Ezech. 24:17), maar ‘t geen ook inzonderheid, als gezegd, de melaatsen betrof, die niet anders dan aldus in het openbaar mochten verschijnen volgens Lev. 13:45; schande, walging en afkeer zouden het deel van die zieners en waarzeggers zijn[1].

"Onbesneden lippen"

Ex 6:12  (6-11) Doch Mozes sprak voor den HEERE, zeggende: Zie, de kinderen Israëls hebben naar mij niet gehoord; hoe zou mij dan Farao horen? daartoe ben ik onbesneden van lippen. (SV)

Ex 6:30  (6-29) Toen zeide Mozes voor het aangezicht des HEEREN: Zie, ik ben onbesneden van lippen; hoe zal dan Farao naar mij horen? (SV)

Onbesneden lippen zijn die als van iemand, wien men de band van zijn tong door een snee moet ontbinden of wien men een hinderlijk gezwel aan de lippen moet wegsnijden. Mozes vond zichzelf "zwaar van mond en zwaar van tong" (Ex. 4:10), d.w.z. niet bespraakt: hij was niet van de tongriem gesneden, niet wel ter tale, kon niet goed spreken.

"Lippen die kennis bewaren"

Mal 2:7  Voorzeker, de lippen van een priester moeten kennis bewaren, uit zijn mond moet men [onderwijs in] de wet zoeken, want hij is een gezant van de HEERE van de legermachten. (HSV)

De priester moet de kennis van Gods wet bewaren en door zijn lippen (mond) onderwijzen. Hij moet in staat zijn anderen daarin te onderwijzen en te bevestigen.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Lippen. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 29 dec. 2023.

Voetnoot

  1. Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting): met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901).  Enige tekst van het commentaar op Mich. 3:7 is onder wijziging verwerkt op 29 dec. 2023.