Lot: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 1: Regel 1:
[[Bestand:Bible primer, Old Testament, for use in the primary department of Sunday schools (1919) (14595551417).jpg|miniatuur|368x368px|Abraham en Lot spreken af wie waar met zijn kudden ging wonen. Lot koos de vruchtbare vlakte van de Jordaan.]]
'''Lot''' was de neef van [[Abraham]]. Hij verkoos in Sodom te wonen, doch kwelde er zijn rechtvaardige ziel door het zien en horen van de wetteloosheden van zijn stadsgenoten. Met zijn dochters ontkwam aan de verwoesting van Sodom, maar zijn vrouw kwam om. Gen. 19:12-29; Luc. 17:28-32; 2 Petr. 2:6-8. Lot is de vader van de [[Ammon, Ammonieten|Ammonieten]] en de [[Moabieten]], Deut. 2: 9, 19; Ps. 83: 9, vgl. Gen. 19: 36-38. 
'''Lot''' was de neef van [[Abraham]]. Hij verkoos in Sodom te wonen, doch kwelde er zijn rechtvaardige ziel door het zien en horen van de wetteloosheden van zijn stadsgenoten. Met zijn dochters ontkwam aan de verwoesting van Sodom, maar zijn vrouw kwam om. Gen. 19:12-29; Luc. 17:28-32; 2 Petr. 2:6-8. Lot is de vader van de [[Ammon, Ammonieten|Ammonieten]] en de [[Moabieten]], Deut. 2: 9, 19; Ps. 83: 9, vgl. Gen. 19: 36-38. 


'''Naam.''' De naam ''Lot'' betekent ‘ingewíkkeld, gesluierd’, van het werkwoord ''lot'', ‘inwikkelen, inhullen’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Lot. </ref>.
'''Naam.''' De naam ''Lot'' betekent ‘ingewíkkeld, gesluierd’, van het werkwoord ''lot'', ‘inwikkelen, inhullen’<ref>S.J. van Ronkel, ''Woordenboek der eigennamen'' (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Lot. </ref>.


'''Zijn vader.''' Lot was de zoon van Haran, de broer van Abram, Gen. 13:1v. 
'''Zijn vader.''' Lot was de zoon van [[Haran (broer van Abram)|Haran]], de broer van Abram, Gen. 13:1v. 


{{Sem nageslacht}}
{{Sem nageslacht}}
[[Bestand:Bible primer, Old Testament, for use in the primary department of Sunday schools (1919) (14595551417).jpg|miniatuur|368x368px|Abraham en Lot spreken af wie waar met zijn kudden ging wonen. Lot koos de vruchtbare vlakte van de Jordaan.]]


Lot trok met Abram mee naar het land Kanaän. Toen hun schapen en runderen zich in Kanaän dermate hadden vermeerderd dat ze niet meer samen konden wonen, besloten Abraham en Lot uit elkaar te gaan. Abraham vroeg zijn neef te kiezen waarheen hij zou gaan. Lot zag op de vruchtbare, waterrijke vlakte van de Jordaan en verkoos die streek. <blockquote>''Ge 13:8  En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders. Ge 13:9  [Is] niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand [kiest], zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan. Ge 13:10  En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, [was] [zij] als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.  Ge 13:11  Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.'' (SV)</blockquote>Hij sloeg zijn tent op tot bij Sodom, ondanks het feit dat de mannen van die stad buitengewoon slecht waren. Later vestigde hij zich in de stad zelf. Toen de Elamitische koning Kedorlaomer en drie andere koningen Sodom innamen, werd Lot meegenomen. Abram hoorde ervan, zette de achtervolging in en bevrijdde Lot, die daarna terugkeerde naar Sodom.
Lot trok met Abram mee naar het land Kanaän. Toen hun schapen en runderen zich in Kanaän dermate hadden vermeerderd dat ze niet meer samen konden wonen, besloten Abraham en Lot uit elkaar te gaan. Abraham vroeg zijn neef te kiezen waarheen hij zou gaan. Lot zag op de vruchtbare, waterrijke vlakte van de Jordaan en verkoos die streek. <blockquote>''Ge 13:8  En Abram zeide tot Lot: Laat toch geen twisting zijn tussen mij en tussen u, en tussen mijn herders en tussen uw herders; want wij zijn mannen broeders. Ge 13:9  [Is] niet het ganse land voor uw aangezicht? Scheid u toch van mij; zo gij de linkerhand [kiest], zo zal ik ter rechterhand gaan; en zo gij de rechterhand, zo zal ik ter linkerhand gaan. Ge 13:10  En Lot hief zijn ogen op, en hij zag de ganse vlakte der Jordaan, dat zij die geheel bevochtigde; eer de HEERE Sodom en Gomorra verdorven had, [was] [zij] als de hof des HEEREN, als Egypteland, als gij komt te Zoar.  Ge 13:11  Zo koos Lot voor zich de ganse vlakte der Jordaan, en Lot trok tegen het oosten; en zij werden gescheiden, de een van den ander.'' (SV)</blockquote>Hij sloeg zijn tent op tot bij Sodom, ondanks het feit dat de mannen van die stad buitengewoon slecht waren. Later vestigde hij zich in de stad zelf. Toen de Elamitische koning Kedorlaomer en drie andere koningen Sodom innamen, werd Lot meegenomen. Abram hoorde ervan, zette de achtervolging in en bevrijdde Lot, die daarna terugkeerde naar Sodom.