Mirre

Uit Christipedia

Mirre is een gomhars en balsem (zalf, zalfolie). De hars (sap) wordt gewonnen uit verschillende soorten van het geslacht Commiphora, een altijd groene boom. 

Naam. De naam “mirre” (“myrrthe”) komt van het Arabische woord “myr”, dat “bitter” betekent.

'Vanzelf gevloeide mirre'. De mirre die in de olie der heilige zalving werd gebruikt, moest 'vanzelf gevloeide mirre' ('de zuiverste mirre' — Statenvertaling) zijn.
Ex 30:23  Gij nu, neem u zeer fijne specerijen: vijfhonderd sikkels vanzelf gevloeide mirre, en half zoveel: tweehonderd en vijftig sikkels, welriekende kaneel, en tweehonderd en vijftig sikkels welriekende kalmoes, (NBG51)
Het gaat om de (dik)vloeibare mirre welke vanzelf uit de boom uitgevloeid is. Enkele andere vertalingen: ''vloeibare mirre' (HSV), 'dikvloeibare mirre' (NBV2004).

Geur. De olie verspreidt een aangename geur. Het is een warme, kruidige, zoetige en enigermate rokerige geur. Wordt de mirreolie gestookt, dan ontstaat een zware geur. De mirre was een zalf die zijn geur gaf na geplet te zijn.

In de bijbelse oudheid plachten vrouwen bij bijzondere gelegenheden een bundeltje vloeibare of verharde mirre op de borst te dragen[1].
Hooglied 1:13 Mijn Liefste is mij een bundeltje mirre, [dat] tussen mijn borsten vernacht. (SV)
Ook de hoerachtige vrouw in Spreuken 7 gebruikte mirre om haar bed welriekend te maken:
Spr 7:17 Ik heb mijn leger met mirre, aloe en kaneel welriekende gemaakt; (SV)
De bruid in Hooglied zegt van haar liefste:
Hoo 5:13  Zijn wangen zijn als een bed van specerijen, als welriekende torentjes; Zijn lippen zijn als leliën, druppende van vloeiende mirre. (SV)
Gift. Mirre kon als gave ter huldiging worden geschonken. De wijzen uit het Oosten huldigen de pasgeboren koning der Joden met een gave van mirre.
Mt 2:11 En toen zij het huis waren binnengegaan, zagen zij het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neer en huldigden het; en zij openden hun schatten en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. (TELOS)
Balsem. Om zijn aangename geur werd de mirre als balsem bij begrafenissen gebruikt. Nicodemus bracht mee voor de balseming van het lichaam van Jezus. 
Joh 19:39 En ook Nicodemus, die eerst ‘s nachts tot Hem was gekomen, kwam met een mengsel van mirre en aloe, ongeveer honderd pond.  Joh 19:40 Zij namen dan het lichaam van Jezus en bonden het in linnen doeken met de specerijen, zoals de Joden de gewoonte van begraven hebben. (TELOS)
Bedwelmend middel. Soms werd mirre als bedwelmend middel aan terechtgestelden, zoals kruiselingen, gegeven. Op Golgotha werd aan de Heiland met mirre gemengde wijn gegeven. Hij weigerde die. 
Mr 15:22 En zij brachten Hem op de plaats Golgotha, dat is vertaald: Schedelplaats. Mr 15:23 En zij gaven Hem met mirre gemengde wijn; maar Hij nam die niet. Mr 15:24 En zij kruisigden Hem en verdeelden zijn kleren door het lot erover te werpen wat ieder mocht nemen. (TELOS)

Symbool van lijden

Mirre is een symbool van bitter lijden. Op verschillende momenten werd aan de Heer Jezus mirre gegeven. 

Mt 2:11 En toen zij het huis waren binnengegaan, zagen zij het kind met Maria, zijn moeder, en zij vielen neer en huldigden het; en zij openden hun schatten en boden het geschenken aan: goud, wierook en mirre. (Telos)
Mr 15:23 En zij gaven Hem met mirre gemengde wijn; maar Hij nam die niet. (Telos)
Joh 19:39 En ook Nicodemus, die eerst ‘s nachts tot Hem was gekomen, kwam met een mengsel van mirre en aloe, ongeveer honderd pond. (Telos)

De mirre-gave van de wijzen spreekt van het lijden van de Knecht van de Heer. 

Dat mirre vaak symbool staat voor lijden, zien we ook in de gemeente te Smyrna, wat een lijdende kerk was. “Smyrna” is dan ook Grieks voor “mirre”. De gelovigen van de gemeente te Smyrna moesten lijden om Jezus' wil. Allen die lijden voor de Here, zijn kostbaar in Zijn ogen.

Bron

Onder andere: Groot Nieuws voor u; geillustreerde uitgave van het Nieuwe Testament in de omgangstaal (Haarlem, Boxtel: 1985, 6e druk, 2e oplage), Verklarende woordenlijst s.v. Mirre. 

Voetnoot

  1. Tekst voor Tekst (bijbelcommentaar) bij Hooglied 1:13