Obadja

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 29 jul 2017 om 07:27 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Obadja''' is in de Bijbel de naam van verschillende mannen. 1. een van de Gadietische soldaten, die zich bij David, toen hij te Ziklag vertoefde, aansloten;...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Obadja is in de Bijbel de naam van verschillende mannen.

1. een van de Gadietische soldaten, die zich bij David, toen hij te Ziklag vertoefde, aansloten;

2. de vader van Ismaja, een stamhoofd over Zebulon, ten tijde van David;

3. hofmeester van koning Achab, die ondanks de ijver van Izebel voor de Baälsdienst en het levensgevaar, dat elke getrouwe dienaar van Jahweh in die dagen bedreigde, onwankelbaar aan de God van Israël getrouw bleef. Dit bleek uit (a) de pogingen, door hem aangewend, om profeten en profetenzonen aan de woede van de goddeloze Izebel te onttrekken; (b) uit zijn eigen verklaring, dat hij de Heer vreesde van zijn jeugd af ; en (c) uit zijn gesprek met Elia, toen hij op bevel van Achab het rijk rondtrok, om water te zoeken. Obadja bood 100 profeten van God - twee groepen van vijftig zielen - een schuilplaats en onderhield met boord en water.

4,. een van de vorsten of veldheren van Josafat;

5. een nakomeling van Issaschar, en een afstammeling van Saul uit Jonathan;

6. een aanzienlijk Leviet, ten tijde van Josia;

7. een nakomeling van Zerubbabel;

8. een Leviet, een Israëliet en een priester, uit de ballingschap teruggekeerd;

9. de vierde van de zogenaamde twaalf kleine profeten, wiens geschrift het kleinst van omvang onder alle boeken van het Oude Testament is. De afkomst en de geschiedenis van Obadja is geheel onbekend. Hij kondigt de Edomieten de ondergang aan voor de misdaad, waaraan zij zich tegenover de Israëlieten schuldig gemaakt hadden. Ziet nu vs. 10-14 op de verovering van Jeruzalem door Nebukadnezar, dan stelt men het schrijven van de profeet het best in het jaar 586 vóór Chr. De weinige oorspronkelijkheid van Obadja blijkt voldoende, als men zijn woorden, vs. 1-9, met Jeremia 49: 7-22, en vs. 10-21 met vele plaatsen in Joël vergelijkt.

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Tekst van het lemma 'Obadja' is op 29 juli 2017 verwerkt.