Overheid

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 18 mrt 2019 om 10:42 (Artikel overgezet van de applicatie Mindtouch naar Mediawiki. Van 2009 tot 2013 is aan het artikel gewerkt door: Kees Langeveld, Enike Gerevliet en Roelof Dijkstra.)
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De overheid is het (bevoegde) gezag, de ingestelde heerschappij of de macht die over ons regeert. De overheid is de instelling, het ambt dat een rechtmatige volksregering een bezit.

In de schrijf- en spreektaal als ook in de gedachtengang van de mensen is het onderscheid tussen rechtmatige regering en overheid dermate klein, dat we gerust kunnen spreken van 'overheid', als ambt van een rechtmatige regering. Een rechtmatige regering is een regering die in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving in aangesteld en tot haar ambt als overheid is gekomen.

De overheid oefent macht en gezag uit. Macht is het vermogen tot beheersen en gezag is de bevoegdheid om toezicht op de gestelde regels uit te oefenen en de naleving daarvan desnoods met geweld af te dwingen.

De hoogste Machthebber en Gezagsdrager is de God van de hemel, Die Zich in de Bijbel, Gods Woord heeft kenbaar gemaakt. God betoont Zich niet te allen tijde als de hoogste Machthebber en Gezagsdrager, daar Hij in Zijn voorzienigheid en in overeenstemming met Zijn heilsplan, de mensheid in de tijd tot een zekere grens haar gang laat gaan.

Menselijke overheden zijn de landelijke of nationale overheid (de rijksoverheid in Nederland, de federale overheid in België), de provinciale en de gemeentelijke overheid. 'In dienst bij de overheid zijn' betekent: deel uitmaken van een overheidsdienst, een rijksbetrekking hebben.

De Bijbel over de overheid

Rom. 13:1 Alle ziel zij den machten, over haar gesteld, onderworpen;  want er is geen macht, dan van God, en de machten,  die er zijn, die zijn van God geordineerd. (SV)

Rom. 13:10 … Zo is dan de liefde de vervulling der wet. (SV)

Het goddelijke gezag van de overheid

God stelt de overheden aan en geeft ze macht en gezag. Elk soort overheid is van God. Hij zet de koningen af en Hij bevestigt de koningen(Dan. 2:21, 37). Door Mij regeren de koningen, en de vorsten stellen gerechtigheid. Door Mij heersen de heersers en de prinsen, al de rechters van de aarde (Spr. 8:15-16). Zoals een stem uit de hemel zei tot koning Nebukadnezar, die zich hoogmoedig verhief op zijn macht, dat hij de beesten gelijk zou worden, totdat gij bekent, dat de Allerhoogste over de koninkrijken van de mensen heerschappij heeft en dat Hij ze geeft aan wie Hij wil  (Dan. 5:18-37). God is de zalige en alleen machtige Heere, de Koning der koningen en Heere der heren (1 Tim. 6:15). Des konings hart is in de hand van de Heere als waterbeken. Hij neigt het tot al wat Hij wil (Spr. 21:1). De Koning nu van de eeuwen, de onverderfelijke, de onzienelijke, de alleen wijze God, zij eer en heerlijkheid in alle eeuwigheid (1 Tim. 1:17).

Het goddelijke gezag van de overheid berust op het vijfde gebod. Alle ziel zij de machten over haar gesteld, onderworpen; want er is geen macht dan van God, en de machten die er zijn, die zijn van God geordineerd. Alzo dat die zich tegen de macht stelt, de ordinantie van God wederstaat;  en die ze wederstaan, zullen over zichzelf een oordeel halen. God regeert door de overheid: zij is Gods dienares. De overheid regeert bij de gratie van God, en niet bij die van het volk. Wij behoren de overheden, als dienaren van God, te hoogachten en te gehoorzamen, vanwege hun goddelijke ambt (Rom. 13: 1-6). Vermaan hen, schrijft Paulus aan Titus, dat zij aan de overheden en machten onderdanig zijn, dat zij hun gehoorzaam zijn, dat zij tot alle goed werk bereid zijn (Tit. 3:1). Ook als de overheid de christenen vervolgt, zoals blijkt uit de eerste brief van Petrus. Kenmerkend voor dwaalleraren is dat zij de (wereldse)heerschappij verachten, (…) en die de heerlijkheden niet schromen te lasteren. Daar de engelen, in sterkte en kracht meerder zijnde, geen lasterlijk oordeel tegen hen (de overheden)voor de Heere voortbrengen (2 Petr. 2:10-11) .

De vorsten heten in de Heilige Schrift de gezalfden des HEEREN, goden, kinderen van de Allerhoogste en beschermers van de kerk.

De burgerlijke wet

De overheid maakt wetten om de openbare orde te handhaven. Zoals voor elk mens op aarde, geldt Gods Wet, zowel de eerste als de tweede tafel, ook voor de overheid. Elke overheid is geroepen God te dienen en Zijn Koninkrijk te bevorderen. Of zij dit weet, beseft, wil, doet of niet. De eigenlijke grondwet van elke regering moeten de Tien Geboden zijn. De overheid moet zó regeren dat alle onderdanen God eren en dienen, en ze moeten haar onderdanen daarin voorgaan. Gods Wet  moet de overheid steeds voor ogen staan. Wat van de koning van Israël gold, is van toepassing op alle overheden. Als hij op de stoel van Zijn koninkrijk zal zitten, zo zal hij zich een dubbel van deze Wet afschrijven in een boek, uit hetgeen voor het aangezicht van de levietische priesters is; en het zal bij hem zijn en hij zal daarin lezen al de dagen van zijn leven; opdat hij de HEERE, zijn God, lere vrezen, om te bewaren al de woorden van deze Wet en deze inzettingen, om die te doen; dat zijn hart zich niet verheffe boven zijn broeders en dat hij niet afwijke van het gebod, ter rechter- of ter linkerhand; opdat hij de dagen verlenge in zijn koninkrijk, hij en zijn zonden, in het midden van Israël (Deut. 17: 18-20).

De overheid en de kerk

De overheid en de kerk hebben elk hun eigen terrein en taak: de een heeft de burgerlijke en de andere de geestelijke regering. De overheid mag zich niet met kerkelijke zaken bemoeien en de kerk mag alleen aan de overheid voorhouden hoe zij volgens Gods Woord moet regeren. Kan dat wel , als er grondwettelijk sprake is van godsdienstvrijheid en scheiding van kerk en staat; als er sprake is van multireligieusiteit en een christelijke minderheid? Het kan en mag niet anders. Het eerste gebod gebiedt God te dienen en verbiedt  het dienen van andere goden dan de drie-enige God. Al de (heidense) koningen, c.q. de overheden van de aarde worden vermaand zich aan de door God gezalfde Koning Jezus gehoorzaam te onderwerpen en Hem onderdanig te zijn. Nu dan, gij koningen, handelt verstandig; laat u tuchtigen, gij rechters van de aarde! Dient de HEERE met vreze en verheugt u met beving. Kust de Zoon, opdat hij niet toorne… (Ps. 2:10-12). Elke overheid is door God geroepen niet alleen de publieke zonden tegen de tweede tafel, maar ook de publieke zonden tegen de eerste tafel van de Wet, zoals afgoderij en wat dies meer zij, beeldendienst, misbruik van Gods Naam en zondagsontheiliging, te straffen. Als de overheid in gebreke blijft en Gods wet naast zich neer legt, of er zelfs tegen in gaat, is dat haar verantwoordelijkheid. Maar het is en blijft onze christelijke verantwoordelijkheid Gods Wet altijd hoog te houden en de overheid waar mogelijk daarop aan te spreken. Als het nodig is, mogen we met geestelijke wapens strijden tegen de overheid, als zij behoort tot de geweldhebbers van deze eeuw. Vooral het boek Openbaringen laat zien dat het een gunst van God is als christenen een stil en gerust leven kunnen leiden in alle godzaligheid en eerbaarheid. Het Babel van toen, de Romeinse regering en de heidense religie, de vervolging van de kerk door de wereldlijke overheid en de valse religie, is van alle eeuwen.

Calvijn over de overheid

Kijken we naar de inhoud van het slot van de Institutie van 1536 dan valt meteen op dat Calvijn sterk beïnvloed is door de tweedeling van Luther. Calvijn sluit aan bij de tweerijkenleer, maar brengt wel een paar nuances aan. Bij hem is er geen scheiding van beide rijken, wel een onderscheiding. Hij plaatst beide regimenten nadrukkelijk onder de soevereiniteit van God. De roeping van de overheidsdienaren is zelfs één van de hoogste roepingen van God en staat naast de roeping van de dienaren van het Woord, die het profetische ambt dragen. De overheid is goed, omdat zij een rdening van God is.

Zo schrijft Calvijn dat de betekenis van de burgerlijke overheid niet alleen gelegen is in het feit dat de mensen kunnen samenleven, maar dat de overheid ook als doel heeft ‘om te voorkomen dat er afgodendienst, heiligschennis jegens de naam van God, lasteringen tegen Zijn waarheid en andere openlijke aanstoot van de religie zullen ontstaan en onder het volk verbreid zullen worden’.

Beide taken staan naast elkaar: er is een algemene taak en een godsdienstige taak, die in elkaar overvloeien. De overheid zorgt dat er voor de mensen medemenselijkheid is en dat er voor de christenen een openbare godsdienst is. Het gaat niet om twee afzonderlijke groepen, maar om het feit dat de overheid zowel voor de openbare orde als voor de openbare uitoefening van de godsdienst verantwoordelijkheid draagt. Calvijn werkt het niet erg concreet uit, hij noemt wel een aantal dingen, zoals blasfemie. Hij lat in het midden hoe beide taken zich tot elkaar verhouden. Het zorgen voor de religie onder de christenen lijkt vooral een uitvloeisel te zijn van het zorgen voor de openbare orde. De overheid is geroepen om randvoorwaarden te scheppen voor de uitoefening van de ware godsdienst en om excessen tegen te gaan. Zij moet dus de vrijheid van godsdienst waarborgen – natuurlijk niet de moderne vrijheid van elke religie, maar de vrijheid van de ware christelijke godsdienst – door te zorgen voor de orde in het publieke domein en zij moet ingrijpen als er aanstoot wordt gegeven.

Dat Calvijn pleit voor een beperkte overheidstaak blijkt ook daaruit dat hij meteen toevoegt dat de lezer het niet vreemd moet vinden dat hij ‘de zorg voor een goede regeling van de religie’  onderbrengt bij de overheid. Hij heeft even tevoren juist betoogd dat de macht van de mensen moet worden teruggedrongen. Als hij de geestelijke macht van de clerus wil inperken, wil hij niet tegelijk die macht in handen van de magistraat leggen. Het is niet zijn bedoeling om de religie aan het goeddunken van mensen over te laten. Calvijn pleit slechts voor orde in de samenleving, waardoor voorkomen wordt dat de ware religie openlijk bezoedeld wordt.

Een pleidooi voor een beperkte taak van de overheid is ook wel te begrijpen vanuit het politieke verband waarin de opdracht aan de Franse koning deze tekst plaatst. Calvijn roept hem op om de vervolging te staken, niet alleen om humanitaire redenen, maar ook omdat hij een beschermheer zou moeten zijn van de protestantse christenen, die hun geloof willen belijden; het geloof zoals Calvijn dat in deze editie van de Institutie samenvat en waarvan hij aanstoot dat het katholiek of algemeen christelijk is.

Burgerlijke ongehoorzaamheid

Hieronder een voorbeeld van burgerlijke ongehoorzaamheid: ongehoorzaamheid aan het rookverbod in de horeca:

"Het rookverbod in de horeca is volgens Clean Air Nederland tot nu toe een mislukking. Volgens de belangenorganisatie voor niet-rokers negeert een meerderheid van de kroegen het verbod omdat er onvoldoende handhaving is. Clean Air Nederland wil dat horecagelegenheden voor de rechter worden gesleept als ze geregeld in de fout gaan. Ook moeten rokers zelf boetes kunnen krijgen als ze het rookverbod in de horeca overtreden. Clean Air Nederland zegt dat het in een maand tijd 3000 klachten heeft ontvangen, vooral van mensen die zelf in de horeca werken." (Radio Nederland Wereldomroep, 31 dec. 2008)