Psalmen (boek)/Psalm 132: verschil tussen versies
Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting |
kGeen bewerkingssamenvatting |
||
Regel 5: | Regel 5: | ||
== Auteur en aanleiding == |
== Auteur en aanleiding == |
||
De psalm lijkt gedicht te zijn door een zoon van [[David]], wellicht [[Salomo]], mogelijk ter gelegenheid van de inwijding van de [[Tempel van Salomo|tempel]] (132:8) |
De psalm lijkt gedicht te zijn door een zoon van [[David]], wellicht [[Salomo]], mogelijk ter gelegenheid van de inwijding van de [[Tempel van Salomo|tempel]] (132:8) |
||
== Ps, 132:1 == |
|||
Ps 132:1 Een lied Hammaäloth. O HEERE! gedenk aan David, aan al zijn lijden; (SV) |
|||
'''[[Hammaäloth]]''' = van de opgangen. |
|||
'''Gedenk aan David'''. God wordt verzocht aan twee zaken van David te gedenken: 1) zijn leden (vers 1) en 2) zijn gelofte en ijver om God een huis te bezorgen (vers 2v). |
|||
== Ps. 132:6 == |
== Ps. 132:6 == |
||
Ps 132:6 Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaär. (SV) |
Ps 132:6 Ziet, wij hebben van haar gehoord in Efratha; wij hebben haar gevonden in de velden van Jaär. (SV) |
||
'''Van haar'''. De woonplaats van God. |
|||
'''[[Efratha]].''' Een andere naam voor Betlehem, vanwaar David afkomstig is. |
'''[[Efratha]].''' Een andere naam voor Betlehem, vanwaar David afkomstig is. |
||
'''Jaär'''. Een verkorte naam van Kirjat-Jearim. |
'''Jaär'''. Een verkorte naam van [[Kirjath-Jearim|Kirjat-Jearim]]. Daar stond tijdelijk de verbondsark, nadat zij uit het land van de Filistijnen was teruggekomen. |
||
== Ps. 132:7 == |
|||
Ps 132:7 Wij zullen in Zijn woningen ingaan, wij zullen ons nederbuigen voor de voetbank Zijner voeten. (SV) |
|||
'''Woningen'''. Vergelijk vers 5: plaats - woningen. De woningen zijn de tempel en zijn kamers en vertrekken te Jeruzalem. |
|||
'''De voetbank Zijner voeten'''. Gods aardse woonplaats is slechts een voetbank. Hijzelf woont in de hemel. |
|||
== Ps. 132:17-18 == |
== Ps. 132:17-18 == |
||
Ps 132:17 Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn Gezalfde een lamp toegericht. Ps 132:18 Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien. (SV) |
Ps 132:17 Daar zal Ik David een hoorn doen uitspruiten; Ik heb voor Mijn Gezalfde een lamp toegericht. Ps 132:18 Ik zal zijn vijanden met schaamte bekleden; maar op hem zal zijn kroon bloeien. (SV) |
||
De psalm eindigt met de heerschappij van de messias te Sion. |
De psalm eindigt met de heerschappij van de messias te Sion. |
||
'''Een hoorn'''. Een machtig heerser. |
|||
'''Voor Mijn Gezalfde'''. Voor Davids zoon Salomo en, ter vervulling van deze belofte, voor Christus. In vers 10 is de zoon van David, Salomo de Gezalfde. |
|||
Hier kan 'Mijn Gezalfde' ook David zijn. In dit geval is er een parallellie: David - Mijn Gezalfde, hoorn - lamp. |
|||
Of 'Mijn Gezalfde' verwijst rechtstreeks naar de Christus. |
|||
'''Een lamp toegericht'''. In het nieuwe Jeruzalem is het Lam de lamp. <blockquote>''Opb 21:23 En de stad heeft de zon of de maan niet nodig om haar te beschijnen, want de heerlijkheid van God verlichtte haar en haar lamp is het Lam.(TELOS)''</blockquote>'''Op hem zal zijn kroon bloeien'''. De Heer Jezus heeft ooit een doornenkroon gedragen, terwijl hij werd bespot en gehoond. |