Richteren 5: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 2: Regel 2:


== 4 ==
== 4 ==
Ri 5:4  HEERE! toen U voortttrok van Seïr, toen U daarheen trad van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water. (CP<ref>Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
Ri 5:4  HEERE! toen U voortttrok van Seïr, toen U daarheen trad van het veld van Edom, beefde de aarde, ook droop de hemel, ook dropen de wolken van water. (CP<ref name=":0">Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling. </ref>)
'''Toen.''' In de dagen dat Israël in de woestijn was bij de berg Horeb.
'''Toen.''' In de dagen dat Israël in de woestijn was bij de berg Horeb.


Regel 19: Regel 19:
== 5 ==
== 5 ==
Ri 5:5  De bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinaï van het aangezicht des HEEREN, des Gods van Israël. (SV)
Ri 5:5  De bergen vervloten van het aangezicht des HEEREN; zelfs Sinaï van het aangezicht des HEEREN, des Gods van Israël. (SV)
Mogelijk is er een verband met de aardbeving van vers 4. In elk geval, de machtige bergen moeten wijken voor de oppermacht van Israëls God.

== 6 ==
Ri 5:6  In de dagen van Samgar, den zoon van Anath, in de dagen van Jael, hielden de wegen op, en die op paden wandelden, gingen kromme wegen. (SV)
Samgar versloeg 600 Filistijnen met een ossenstok (Richt.  3:31), maar het niet kon verhinderen, dat intussen in het noorden de heerschappij van Jabin zich steeds meer uitbreidde en bevestigde. In de dagen Samgar en Jaël hielden de wegen op wegen te zijn, waarop de mensen konden wandelen; de gewone rechte wegen in het land, vroeger door vele mensen betreden, waren verlaten, omdat men vreesde voor uitplundering en moord, en die op paden wandelden, die genoodzaakt waren te reizen, gingen kromme wegen, kozen van de openbare straten verwijderde zijpaden en omwegen.

Met dit vers daalt de profetes af van de hoogheid en macht van God, waarmee Israël weleer te maken had, tot de treurige machteloosheid van Israël tegenover Jabin. Voorbij zijn een tijdlang geweest de ervaringen van die verbondsbetrekking tot God. Israël had zijn God de rug toegekeerd, zijn God verlaten, en dientengevolge is het verlaten van God en overgegeven in de handen van de vijanden.

== 7 ==
Ri 5:7  De dorpen hielden op in Israël, zij hielden op; totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond, een moeder in Israël. (SV)
'''De dorpen hielden op in Israël.''' De dorpen zijn hier die plaatsen, die niet met muren waren omgeven. Evenzo leeg en woest als de landwegen waren, zo leeg werden ook de dorpen, vanwege de vrees voor de vijanden. De bewoners van de dorpen waren uit vrees naar de steden gevlucht.

'''Totdat ik, Debora, opstond, dat ik opstond.''' Om aan de zware tijd een einde te maken

'''Een moeder in Israël.''' Om als een moeder in Israël het uitgeputte volk weer moed in te spreken. Debora noemt zich een moeder in Israël, omdat haar hart met moederlijk erbarmen had geklopt voor haar volk, en zij in de naam van de Heere de oproep had gedaan, om het volk te verlossen.

== 8 ==
Ri 5:8  Verkoos hij nieuwe goden, dan was er krijg in de poorten; werd er ook een schild gezien, of een spies, onder veertig duizend in Israël? (SV)
'''Verkoos hij nieuwe goden.''' Verkoos Israël nieuwe, heidense goden te dienen en offerde hij niet aan God. Hiermee daalt Debora af tot de grote oorzaak. Niet God had Israël het eerst verlaten, of Zijn belofte niet vervuld, maar Israël had in plaats van de enige ware God te dienen, zich neergebogen voor nieuwe goden.

'''Dan was er strijd in de poorten.''' Dan liet de Heere tot aan de poorten van de steden de vijand doortrekken en strijd voeren.

'''Werd er ook een schild gezien, of een spies onder veertigduizend in Israël?''' Dit betekent niet, dat er geen spies of schild meer was onder Israël, omdat de vijanden alle wapens hadden veroverd, maar dat er geen enkel soldaat durfde opstaan om tegen de vijand te strijden. Hadden in vroeger dagen 40.000 man zich opgemaakt, alleen uit de stammen aan de overzijde van de Jordaan, nu was het zo treurig gesteld geweest, dat onder geheel Israël geen enkel man naar de wapens durfde grijpen. Moedeloosheid was het gevolg van de zonde geworden. Durfde iemand naar de wapens grijpen onder zovelen? Zó was alle moed uitgedoofd, omdat de Heere de harten verslagen had.

== 9 ==
Ri 5:9  Mijn hart is tot bevelvoerders van Israël, die zich gewillig aangeboden hebben onder het volk; looft Jahweh! (CP<ref name=":0" />)
'''Mijn hart is tot de bevelvoerders van Israël.''' Het voelt zich tot de legerhoofden heen getrokken

'''Die zich gewillig aangeboden hebben onder het volk.''' Debora's voelt zich ook heen getrokken tot degenen, die zich gewillig aangeboden hebben (vs.2) onder het volk

Op die aanvoerders en vrijwilligers richten zich het eerst haar gedachten, als zij omziet in de kring van hen, die zoveel reden hebben om de HEERE voor Zijn grote daden te prijzen.

'''Looft Jahweh!''' De verheffing van de bevelvoerders en de geestdrift van de vrijwilligers waren een genadegave van God. Dat zij daarom Jahweh loven!

== 10 ==
Ri 5:10  U die op witte ezelinnen rijdt, u op tapijten gezeten bent, en u die over weg wandelt, spreekt ervan! (CP<ref name=":0" />)
'''U die op witte ezelinnen rijdt.''' U rijken en voornamen onder het volk.

'''U die op tapijten gezeten bent.''' U die thuis een rustig rijk leven leiden.

'''U die op de weg wandelt.''' U aan wie het niet gebeuren mocht te rijden, maar die vanwege uw geringer stand moeten lopen.

'''Spreekt ervan!''' God tot lof, want u allen geniet de zegen van de vrede, die de aanvoerders en de vrijwilligen (vs.9) bevochten hebben! Zowel rijken als armen, voornamen en geringen moeten de Heere prijzen vanwege Zijn trouw en hulp.

== 11 ==
Ri 5:11  Van het gedruis der schutters, tussen de plaatsen, waar men water schept, spreekt aldaar tezamen van de gerechtigheid des HEEREN, van de gerechtigheden, [bewezen] aan zijn dorpen in Israël; toen ging des HEEREN volk af tot de poorten. (CP<ref name=":0" />)
'''Van het gedruis der schutters.''' Van of met de stemmen en het gerucht van de schutters, die uit de strijd terugkeerden.

'''Tussen de plaatsen, waar men water schept.''' De waterbronnen.

'''Spreekt aldaar tezamen.''' Debora bezingt de vrede. Ten gevolge van de vrede na zo’n langdurige verdrukking, kunnen de schutters weer tot hun landelijk bedrijf terugkeren en nu bij de bronnen met de vrouwen, die het vee drenken, tezamen spreken over de heerlijke daden van de Heere, over de gerechtigheden van de Heere. Ja, Debora wekt hen daartoe op, opdat alle gesprekken zich daarheen richten, dat de trouw van God groots wordt geprezen.

'''De gerechtigheden.''' Van God, Zijn grote daden, waardoor Hij gericht hield over de verdrukkers, van de gerechtigheden, bewezen aan Zijn dorpen in Israël, van Zijn grote daden, waardoor Hij Zijn verbondstrouw aan Israël verheerlijkte, en de landlieden in staat stelde, om nu weer de kudden aan de waterputten en de fonteinen te leiden.

'''Zijn dorpen in Israël.''' Dorpen, niet ommuurde woonplaatsen, die verlaten waren uit vrees voor de vijand (vs. 7).

'''Toen ging des HEEREN volk af tot de poorten.''' Toen deze grote dingen gebeurd waren, ging het volk van de HEERE af tot de poorten van de steden en tot de dorpen, om daar als voorheen vreedzaam te wonen.

== 12 ==
Ri 5:12  Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied! maak u op, Barak! en leid uw gevangenen gevangen, gij zoon van Abinoam. (SV)
'''Waak op, waak op, Debora, waak op, waak op, spreek een lied!''' Debora wekt zichzelf op om, met de gave die in haar is, een lied te spreken, dat in bijzonderheden beschrijft, hoe de Heere aan grote dingen gedaan heeft!

'''Maak u op, Barak, en leid uw gevangenen gevangen.''' Gevangen voor u heen. Nadat Debora eerst zichzelf heeft opgewekt, spreekt zij Barak aan en roept hem toe, terwijl zij zich verplaatst in het ogenblik van de strijd om zijn gevangenen weg te voeren, om tot de overwinning voort te gaan.


== Bron ==
== Bron ==
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Richt. 5:Cor. 16:22.
Karl August Dächsel; F. P. L. C. van Lingen; H. van Griethuijsen, Antz. et al, ''Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden'' (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Richt. 5:4-12. Tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 26 apr. 2021.


== Voetnoot ==
== Voetnoot ==