Rots

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 10 sep 2016 om 08:40 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het grootste deel van het historische land Israël is een hoogvlakte, doortrokken met steile rotswanden en holen, ongeveer gelijk aan de Schwabische alpen (Schwäbi...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het grootste deel van het historische land Israël is een hoogvlakte, doortrokken met steile rotswanden en holen, ongeveer gelijk aan de Schwabische alpen (Schwäbische Alb), een middelgebergte in het zuidwesten van Duitsland.

De meest bekende rotsen zijn:

  • Bozes en Senne , waar Jonathan de Filistijnen sloeg (1 Sam. 14: 5).
  • Rimmon, die van verre te zien is, 4 uren gaans ten noordoosten van Jeruzalem, waar de Benjaminieten uitgeroeid werden (Richt. 20: 45), waarschijnlijk het tegenwoordige dorp Rummon op een kegelvormige krijtberg.
  • Oreb, waar de Efraïmieten de Midianietenkoning van dezelfde naam verwurgden (Richt. 7 : 25).
  • De rots der gemzen, Davids schuilplaats voor Saul (1 Sam. 24 : 3 , niet ver van Engedi.
  • In de woestijn stroomde water uit de granietrotsen bij Rafidim (Exod. 17: 6; Num. 20 : 8, 11), bij Kades.
  • In een rotskloof op de Sinaï, die nog aangewezen wordt, stond Mozes (Exod. 33: 21) toen de heerlijkheid van God hem voorbijging.
  • De rots Horeb werd gescheurd door de storm die bij de verschijning van God aan Elia voor de Heer uitging (1 Kon. 19 : 11).

De stad Petra. De naam rots, in het Hebreeuws Sela, in het Grieks Petra, draagt de in de rots uitgehouwen hoofdstad van de Edomieten (Jes. 49 : 16), naar welke het Petraeïsch Arabië ('Rotsachtig Arabië', Lat. 'Arabia Petraea') genoemd is. De rotsstad Petra lag in het huidige Jordanië. Het Hebreeuwse woord Sela is (Jes. 42 : 11) door Luther, met 'rots' vertaald, maar in Jes. 16: 1 ('Lemmer von Sela') en 2 Kon. 14 : 7 ('die Stad Sela') onveranderd gelaten. Waarschijnlijk wierp Amazia de 10.000 gevangen Edomieten van deze rots te Petra naar omlaag (2 Kron. 25: 12),

Dood door afwerping. Koning Amazia van Juda wierp 10.000 gevangen Edomieten van een rots af, waardoor ze omkwamen (2 Kron. 25: 12), een wreedheid, waarvan de afkeuring wel niet door een uitdrukkelijk woord, maar door het feit is uitgesproken, dat van toen af de zegen van hem week. Elders komt deze doodstraf, die door de Romeinen is bekend geworden bij Israël niet voor.

Wanneer de bewoners van Nazareth Jezus van de rotsen willen neerwerpen die hun stad omringen (Luk. 4 . 29), dan was dit deels een uiting van hun vreselijke woede, deels terwille van de Sabbat, boven steniging verkozen, omdat zij daartoe stenen hadden moeten oprapen.

Rotsklippen. Onder rotsklippen bij beken in dalen, bijvoorbeeld van Kidron, in het duister van vooroverhangende rotsen werden bij de afgodische Molochdienst kinderen geslacht (Jes. 57 : 5).

Figuurlijke zin

In figuurlijke zin wordt rots als een veilig toevluchtsoord gebruikt (Ps. 27 : 5; 61: 3), gelijk zij dan ook in waarheid daartoe dient (Jes. 2 : 21; 33: 16; Num. 24: 21; Jer. 48 : 28). Vooral wordt God als onze hoogste toevlucht in elke nood, bepaaldelijk 'rots', ook 'rots des heils' genoemd in de innige gebeden van David (2 Sam. 22: 2; Ps. 18: 3; 31: 3; 42: 10; 62: 8; 71: 3; 146 : 6; Jes. 17: 10), en in het lied van Mozes (Deut. 32: 4, 15, 18 , 30).

Ps 71:1 Op U, o HEERE! betrouw ik; laat mij niet beschaamd worden in eeuwigheid. Ps 71:2 Red mij door Uw gerechtigheid, en bevrijd mij; neig Uw oor tot mij, en verlos mij. Ps 71:3 Wees mij tot een Rotssteen, om daarin te wonen, om geduriglijk daarin te gaan; Gij hebt bevel gegeven, om mij te verlossen, want Gij zijt mijn Steenrots en mijn Burg. Ps 71:4 Mijn God, bevrijd mij van de hand des goddelozen, van de hand desgenen, die verkeerdelijk handelt, en des opgeblazenen. (SV)

In vers 3 is 'Rotssteen' de vertaling van het Hebreeuwse 'tsoer' (= rots, kloof[1]), en 'Steenrots' de overzetting van 'sela' (= steile rotspunt, (steile) rotswand, rots[1])

Christus

Christus is een rots der ergernis (Rom. 9:33 en 1 Petr. 2: 8) voor de Joden, die aan zijn knechtsgestalte aanstoot namen. En toch was Hij reeds in de woestijn de geestelijke steenrots (1 Kor. 10: 4), waaruit zij dronken. Hij was de Engel van het verbond die hen begeleidde, door wie zij wonderbaar gedrenkt, gespijzigd, geleid en beschermd werden, die zij echter door hun ongeloof verzochten (vs. 10).

Petrus

Tot Petrus zei de Heer Jezus: 'jij bent Petrus en op deze rots zal ik mijn gemeente bouwen' (Matth. 16:18).

Mt 16:15 Hij zei tot hen: U echter, Wie zegt u dat Ik ben? Mt 16:16 Simon Petrus nu antwoordde en zei: U bent de Christus, de Zoon van de levende God. Mt 16:17 Jezus nu antwoordde en zei tot hem: Gelukkig ben jij, Simon, Bar-jona, want vlees en bloed heeft je dat niet geopenbaard, maar mijn Vader die in de hemelen is. Mt 16:18 En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. Mt 16:19 Ik zal je de sleutels van het koninkrijk der hemelen geven, en alles wat jij zult binden op de aarde, zal gebonden zijn in de hemelen, en alles wat jij zult ontbinden op de aarde, zal ontbonden zijn in de hemelen. Mt 16:20 Toen verbood Hij zijn discipelen, dat zij iemand zouden zeggen dat Hij de Christus was. (Telos)

Men gaat met het bestrijden van de Roomse dwalingen te ver, wanneer men zegt, dat Christus daarmee zichzelf en niet Petrus zou hebben bedoeld. Jezus noemt hier duidelijk Petrus de rots, op wie Hij zijn gemeente bouwen zal, door wiens moedige werkzaamheid Hij haar gronden wil. Dit is echter niet de persoon van Petrus, nog minder zijn vermeende opvolgers (de Roomse pausen), maar de blijmoedig belijdende Petrus en daarom zeggen de oud-Lutherse theologen kort: het is de belijdenis van Petrus. De grondsteen der kerk is haar belijdenis van Christus. En daar Petrus deze belijdenis het eerst en met grote vreugde uitsprak, heeft hem de Heer als werktuig van de stichting der kerk verklaard en gebruikt, zoals wij dit uit de Handelingen der Apostelen zien. Maar ditzelfde bock toont, dat hij daarom niet ook later haar bestuurder zou moeten zijn. Veeleer treedt hij later kennelijk op den achtergrond en de hoofdwerkzaamheid voor de heidenen gaat over op Paulus en die voor de Joden op Jakobus. Van een ondergeschiktheid aan Petrus, gelijk zijn gewaande opvolger beweert, in nergens enige sprake.

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Rots. De tekst van dit lemma is op 10 sept. 2016 verwerkt.

Voetnoot

  1. 1,0 1,1 Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.