Schuldbrief
De schuldbrief genoemd in Col. 2:14 (Telos-vertaling) is een met de hand geschreven schuldbekentenis[1].
Col 2:13 En u, toen u dood was in de overtredingen en in de onbesnedenheid van uw vlees, u heeft Hij mee levend gemaakt met Hem, terwijl Hij ons alle overtredingen vergeven heeft; Col 2:14 de schuldbrief die tegen ons [getuigde] door zijn inzettingen [en] die onze tegenstander was, heeft Hij uitgewist en die uit de weg geruimd door deze aan het kruis te nagelen. (TELOS)
Griekse woord. Het Griekse grondwoord is χειρογραφον, cheirographon, letterlijk handschrift. Het Strongnummer is 5498. De betekenissen zijn[2]:
1. handschrift, hetgeen iemand met eigen hand heeft geschreven,
2. met de hand geschreven briefje, waarmee iemand erkent dat geld bij hem in bewaring is gegeven of door een ander aan hem geleend is en op een vastgestelde tijd moet worden terugbetaald. Handschriftelijke schuldbekentenis, schuldbrief.
De Griekse woord komt in de Bijbel alleen voor in Col. 2:14.
Vertalingen. De Statenvertaling, de Herziene Statenvertaling en de Naardense Bijbelvertaling hebben ‘handschrift’, de NBG51-vertaling heeft ‘bewijsstuk’.
Duiding. Paulus gebruikt het woord in een overdrachtelijk zin voor een schuldbewijs, een bewijsstuk van onze schuld[3]. In het licht van Gods inzettingen en Zijn rechtvaardige eisen moeten wij immers erkennen dat wij tekort zijn geschoten en Zijn wetten hebben overtreden. Wij zijn strafschuldig voor God.
Ro 3:19 Nu weten wij, dat al wat de wet zegt, zij dat spreekt tot hen die onder de wet zijn, opdat elke mond wordt gestopt en de hele wereld strafschuldig wordt voor God. (TELOS)
Wie dat erkent, mag geloven dat Christus onze schuld heeft voldaan aan het kruis. De schuldbrief is weggedaan door hem aan het kruis te nagelen. Zij heeft daardoor haar geldigheid verloren.
Boven het hoofd van de Heiland aan het kruis hing een opschrift.
Joh 19:19 Pilatus nu schreef ook een opschrift en zette dat op het kruis. En er was geschreven: Jezus de Nazoreeer, de koning der Joden. Joh 19:20 Dit opschrift dan lazen velen van de Joden, omdat de plaats waar Jezus werd gekruisigd, dichtbij de stad was, en het was geschreven in het Hebreeuws, het Latijn en het Grieks. Joh 19:21 De overpriesters van de Joden dan zeiden tot Pilatus: Schrijf niet: De koning der Joden, maar dat Deze gezegd heeft: Ik ben de koning der Joden. Joh 19:22 Pilatus antwoordde: Wat ik heb geschreven, heb ik geschreven. (Telos)
Het opschrift was een beschuldiging. Het gaf de strafrechtelijke reden aan waarom Jezus werd gekruisigd.
Mt 27:37 En zij plaatsten boven zijn hoofd op schrift zijn beschuldiging: Deze is Jezus, de koning der Joden. (Telos)
Mr 15:26 En het opschrift met zijn beschuldiging luidde: De koning der Joden. (Telos)
Behalve het zichtbare opschrift, dat stadhouder Pilatus liet aanbrengen, was er een voor het fysieke mensenoog onzichtbaar schuldschrift, dat God daar nagelde, en dat wij door het geloof mogen zien.
Volgens sommigen[4] duidt de benaming 'handschrift' figuurlijk op de wet van Mozes, die in inzettingen bestaat, die ons onze overtredingen doet kennen. Een moeilijkheid van deze opvatting is dat we moeten aannemen dat de wet van Mozes, die heilig is en goed, aan het kruis is genageld. Deze moeilijkheid vermijden wij door aan te nemen dat de schuldbrief onze persoonlijke schuldbekentenis is, dat wij niet aan Gods wet en eisen voldoen.
Voetnoten
- ↑ Het Nieuwe Testament; herziene Voorhoeve-uitgave (Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1982). Voetnoot bij Col. 2:14.
- ↑ Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
- ↑ Griechisch-Deutsch Strongs Lexikon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
- ↑ Zo D. Harting, Grieks Woordenboek op het Nieuwe Testament (1861-1863).