Sichem (Hebr.: shechem; Lat. sychem) verwijst in de Bijbel naar

  1. Een Heviet, zoon van Hemor, Gen. 33:19; 34:2v., die Jakobs dochter Dina verkrachtte
  2. Een afstammeling van Manasse, de zoon van Jozef (Num. 26:31; Joz. 17:2)
  3. Een der oudste en beroemdste steden van Kanaän

Naam. De naam betekent “schouder”. De stad is genoemd naar de Kanaäniet Sichem.

Eerstgenoemd. De stad Sichem is de eerste plaats die in de Bijbel genoemd wordt als Abram in Kanaän is gekomen.

Ge 12:6 En Abram trok door dat land heen tot aan de [heilige] plaats [bij] Sichem, tot de eik van More. De Kanaänieten woonden toen in dat land. Ge 12:7 Toen verscheen de HEERE aan Abram en zei: Aan uw nageslacht zal Ik dit land geven. Toen bouwde hij daar een altaar voor de HEERE, Die hem verschenen was. Ge 12:8 Vandaar brak hij op naar het bergland ten oosten van Bethel en zette zijn tent op tussen Bethel in het westen en Ai in het oosten. Daar bouwde hij voor de HEERE een altaar en riep de Naam van de HEERE aan. (HSV)

Ontstaan. Volgens commentatoren[1] is de stad Sichem ontstaan bij de eik van Morè.

Ligging. Sichem lag in het midden van Kanaän, op het gebergte Efräim, op de waterscheiding midden in een pas, die het Jordaandal met de zeekust verbindt, tussen de bergen Ebal en Gerizim, in een dal vol bronnen. Ze heeft in on­derscheiding van Jeruzalem een rijkdom van water, die nimmer in gebreke blijft. Sichem lag 18 uren[2] gaans ten noorden van Jeruzalem.

Knooppunt. Ze vormt — wederom in onderscheiding van Jeruzalem — een knooppunt van grote handelswegen van die tijd, zodat van Sichem uit de verschillende delen van Kanaän zeer gemak­kelijk kunnen worden bereikt.... en beheerst.

Sichem, gelegen tussen de bergen Ebal en Gerizim

Heiligdom. In Sichem was een beroemd heiligdom, dicht bij wat men later de „fontein van Jakob" noemen zal (Joh. 4:6). Het centrale punt daarvan was een heilige boom — een eik? meer waarschijnlijk een terebint — uit welks ruisende bladeren men meende de toe­komst te kunnen voorspellen, waarom hij dan ook Môrè, „leraar", „waarzegger" (Gen. 12 : 6, Deut. 11 :30) of Meonenim „wichelaars" (terebint) heet (Richt. 9:37). Wie beheerser is van Sichem, is tegelijk in de ogen van de bewoners van Kanaän om­straald door de luister van Sichems heiligdom, dat hij nu in dienst kan stellen van zijn eigen god.[3]

Jakob. In deze streken vestigde zich reeds vroeg de aartsvader Jakob, en bij deze stad was de grote Terpentijnboom (Lindenboom), onder welke Jakob de vreemde goden van zijn huisgezin begroef, Gen. 33: 18-20; 35: 4.

Jozef. Te Sichem weidden de broers van Jozef hun kudden. Toen Jozef daar aankwam, waren zij inmiddels naar Dothan getrokken (Gen. 37:17).

Jozua. In Jozua's dagen is Sichem de koningin van het West-Jordaanland.

Vrijstad. Na de verovering van Kanaän werd Sichem een priesterlijke vrijstad, Joz. 20:7; 21:20-21.

Rehabeam. Heel Israël trok 931 v.C. naar Sichem om Rehabeam, de zoon van de overleden Salomo, tot koning te maken (2 Kron. 10:1).

Einde. Sichem hield als stad op te bestaan ca. 100 v.C..

Sichar. In Joh. 4:5 wordt Sichar genoemd. Het is niet zeker of deze plaats gelijk is aan die van het oude Sichem (Tel Balatah), of een plaats in de buurt van het oude Sichem (Tel Askar). De bron van Jacob ligt 0,8 km van Tel Balatah en 1,2 km van Tel Askar. Tussen Tel Balatah en Tel Askar ligt het graf van Jozef.

Neapolis. In de buurt van het oude Sichem werd door Vespasianus in 72 n.C. een nieuwe stad Neapolis (‘Nieuwstad’) gesticht, welke nog tegenwoordig Nabloes genoemd wordt. Het Bijbelse Sichem lag 2,4 km ten oosten van het tegenwoordige Nabloes.

'Palestijns gebied'. Sichem en Nabloes liggen in 'Palestijns gebied' (anno 2014).

Jozefs graf. Bij Jozefs graf baden in mei 2015 bijna 4.000 Joden, die daar waren aangekomen in 65 autobussen, in een georganiseerd massabezoek.

Bron

S.J. van Ronkel, Woordenboek der eigennamen (Groningen: M. Smit, 1835) s.v. Sichem. Hieruit is op 2 jan. 2013 tekst genomen en verwerkt. Van Ronkel was destijds hoofdonderwijzer aan een Joodse school en beëedigd vertaler.

Voetnoten

  1. Zo onder meer Keil en Delitzsch in hun commentaar op Gen. 12:6.
  2. Aantal van 18 uren genoemd door Karl August Dächsel; F P L C van Lingen; H van Griethuijsen, Antz. et al, Bijbel, of De geheele Heilige Schrift, bevattende al de kanonieke boeken van het Oude en Nieuwe Testament (volgens de Staten-overzetting) : met in den tekst ingelaschte verklaringen en aanmerkingen van de beroemdste godgeleerden uit alle tijden (Kampen: Bos, 1893-1901), commentaar op Gen. 12:6. Dit bijbelcommentaar is onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  3. A. Noordtzij, Joh. de Groot, Des Heeren heirscharen. Premieboek bij de N.C.R.V.-kalender 1938. Enige tekst van blz. 18 is onder wijziging verwerkt op 2 dec. 2020.