Sieraad

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 20 aug 2018 om 11:14 (Nieuwe pagina aangemaakt met ''''Sieraad''' is iets dat de schoonheid verhoogt, bijvoorbeeld een edelmetaal, gezette edelsteen enz. waarmee men zich tooit<ref>Sieraad, VanDale.nl</ref>. ==...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Sieraad is iets dat de schoonheid verhoogt, bijvoorbeeld een edelmetaal, gezette edelsteen enz. waarmee men zich tooit[1].

Sieraad, versieren in eigenlijke zin

Versieren betekent aan een zaak, inzonderheid aan het menselijk lichaam door allerlei sieraad een welgevallig, fraaier uiterlijk te geven, in 't algemeen iets in orde brengen (Matth. 25 : 7). De wens tot opschik, het versieren van het lichaam door goud, haarvlechten en kleren (1 Tim. 2: 9; 1 Petr. 3: 3), om de natuurlijke schoonheid te verhogen, van bepaald delen van het lichaam (1 Kor. 12: 33)m vinden wij reeds de eenvoudige tijd van de Bijbelse aartsvaders (Gen. 24 : 22), en wel niet slechts bij vrouwen maar ook bij mannen (Exod. 32: 2; vgl. 2 Makk. 4 : 38).

De mannen versierden zich deels met kostbare, welriekende klederen (Ps. 45 : 5), deels met arm- en zegelringen en allerlei edelsteenen (Ezech. 28 : 13). Het sieraad van de vrouwen was uiterst menigvuldig, gelijk wij uit Jes. 3: 17 vv. Ezech. 16:11 vv. Hos. 2: 13. Esth. 2: 12. Judith 10: 4; 12: 6 enz, kunnen zien. Het tooisel van een bruid is spreekwoordelijk (Jes. 61 : 10; Jer. 2 : 32, vgl. 2 Sam. 1 : 24). De hoeren zochten door rijk sieraad te verlokken (2 Kon. 9: 30. Jer. 4 : 30. Ezech. 16: 14 vv.; 23 : 40)[2].

Het afleggen van het sieraad was een teken van rouw en treurigheid (Exod. 33 : 4 vv. 2 Sam. 1 :24. Ezech. 24: 17, 20 , vgl. Jes. 61 : 3). Men was ook gewoon, om de afgodsbeelden met allerlei sieraad te tooien, gelijk nog heden ten dage de Mariabeelden in de rooms-katholieke kerk (Jer. 10: 4[3]).

Niet beter dan het versieren van de afgodsbeelden was het huichelachtig versieren van de graven der profeten (Matth. 23 : 29), door de in hun harten goddeloze Schriftgeleerden en farizeeën.

De levende God, wiens sieraad de openbaring van zijn heerlijkheid is (Ps. 93 : 1; 104:1) kan niet door mensen versierd worden. Maar de plaats van zijn heiligdom moet mooi versierd zijn (Jes. 60: 13. Ps. 118: 27, vgl. Exod. 25: 1 vv.; 26: 1 vv. Luk. 21 : 5) en evenzo de bedienaren van het heiligdom (Ps. 110: 3. 2 Kron. 20: 21, vgl. Exod. 28 : 2 vv).

In figuurlijke zin

In overdrachtelijke, oneigenlijk zin staat sieraad, versieren dikwijls

1. in goede zin

a. voor de uitwendige verschijning van de goddelijke heerlijkheid (Ps. 93 : 1; 104: 1);

b. voor de heerlijkheid, door God aan de mens, naar zijn beeld geschapen, medegedeeld (Ps. 8: 6; 21 : 6);

c. voor datgene, wat een mens welgevallig maakt voor God en bij de mensen, heilige gezindheid (Ps. 96 : 6; 29: 2; 1 Kron. 16 : 29), gehoorzaamheid (Spr. 1: 9), wijsheid (4: 9), grijze haren (20 : 29), reinheld en vlijt (31: 25), schaamte en tucht (1 Tim. 2: 9. 1 Petr. 3: 3 vv.). Het kostelijkst sieraad is de inwendige , de verborgene mens van het hart.

2. In kwade zin, het lelijke bedekken (vgl. 1 Kor. 12 : 23), wat niet mooi, goed of rechtvaardig is als mooi, goed en rechtvaardig doen voorkomen. Een onrechtvaardige zaak moet men niet als een rechtvaardige voorstellen, zelfs niet ten gunste van een arme , waartoe men zich zo licht door vals medelijden laat verleiden (Exod. 23 : 3. vgl. Lev. 19: 15). Zijn daden versieren is zoveel als huichelen, zich beter voordoen dan men in waarheid is (2 Kron. 17 : 9.; Jer. 2 : 33).

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Sieraad, versieren. De tekst van dit lemma is op 20 aug. 2018 verwerkt.

  1. Sieraad, VanDale.nl
  2. Zie ook Profetie van Baruch 6:8.
  3. Zie ook Bar. 6: 10, 23. 2 Makk. 2: 2