Naar inhoud springen

Josia: verschil tussen versies

833 bytes toegevoegd ,  6 jaar geleden
k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 12:
{{Tijdbalk Israël 650-550 v.C.}}
[[Bestand:Josia scheurt zijn kleren.jpg|miniatuur|438x438px|Josia scheurt zijn kleren wanneer hem na de lezing van het wetboek duidelijk is geworden hoezeer het volk is afgeweken van Gods wet.]]
Reeds vroeg wekte hij gunstige verwachtingen van zijn bestuur voor de toekomst op. Was de zedelijk-godsdienstige toestand van zijn volk zeer treurig, hij nam vele maatregelen ter verbetering, en ter onderdrukking van alle afgoderij en occultisme. Maar vooral werd zijn ijver aangevuurd voor de dienst van Jhwh, toen het wetboek in de tempel gevonden was, waaruit slechts al te duidelijk bleek, hoever men van Gods inzettingen afgeweken en hoe droevig de tegenwoordige toestand was. Josia was intussen ca. 26 jaar oud (2 Kon. 22:3). De krachtige indruk, die de inhoud op volk en vorst maakte, deed Josia onverwijld handen aan het werk slaan, ten einde een gehele hervorming te bewerken en zijn onderdanen van nu af de betere weg te doen bewandelen. Al wat het kenmerk van onwettigheid droeg, werd afgeschaft, de priesterlijke dienst opnieuw geregeld, de tempel gereinigd en gezuiverd, alle plaatsen en heiligdommen van de heidense eredienst ontwijd, onbruikbaar gemaakt. <blockquote>''2Kon 23:24 Ook deed Josia de dodenbezweerders weg, de waarzeggers, de afgodsbeeldjes, de stinkgoden en alle afschuwelijke afgoden die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden, om zo de woorden van de wet uit te voeren, die beschreven waren in het boek dat de priester Hilkia in het huis van de HEERE gevonden had. (HSV)''</blockquote>Zelfs trok hij het gebied van het voormalige rijk der tien stammen door, om ook daar als hervormer op te treden. <blockquote>''2Kon 23:15 En ook het altaar dat in Bethel stond, en de offerhoogte die Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen, gemaakt had-ook dat altaar en die offerhoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de offerhoogte, verpulverde die tot stof en verbrandde de gewijde paal. (HSV)''</blockquote>Tenslotte achtte hij de tijd gekomen, om een algemeen Pascha te vieren, volgens de aloude voorschriften, waartoe hij niet alleen de Judeeërs, maar ook de overgeblevene bewoners van het vroegere rijk Israël opriep. Dat gebeurde in het 18e jaar van zijn regering, toen hij ca. 26622 jaar oud wasv. <blockquote>''2Kon 23:23 Maar in het achttiende jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehoudenC. (SV)''</blockquote>Dit alles beloofde veel. Evenwel was het slechts een kortstondige opflikkering van geestelijk leven. Josia's hervorming bleek alleen een uitwendige geweest te zijn, daar het volk onder de volgende vorsten weer tot zijn oude zonden terugkeerde en zijn ondergang tegemoet snelde. God keerde zich daarom van de brand van zijn grote toorn tegen Juda niet af, om al de tergingen waarmee koning [[Manasse (koning)|Manasse]], de opa van Josia, Hem getergd had (2 Kon. 23:26; 22:16v).
 
Hij liet God raadplegen door de profetes [[Hulda]]. God liet weten dat hij het voorzegde kwaad over Jeruzalem zou brengen: <blockquote>''2Kon 22:16 Zo zegt de HEERE: Zie, Ik zal kwaad over deze plaats brengen, en over haar inwoners, [namelijk] al de woorden des boeks, dat de koning van Juda gelezen heeft. 2Kon 22:17 Daarom dat zij Mij verlaten, en anderen goden gerookt hebben, opdat zij Mij tot toorn verwekten met al het werk hunner handen, zo zal Mijn grimmigheid aangestoken worden, tegen deze plaats, en niet uitgeblust worden. (SV)''</blockquote>God voegde er aan toe dat Josia dat kwaad niet zou zien en zelf in vrede tot zijn vaderen verzameld zou worden. Uit de verdere geschiedenis weten wij dat Josia 13 jaren later stierf (ca. 609 v.C.) en 36 jaren later (ca. 586 v.C.) Jeruzalem werd verwoest.
 
De krachtige indruk, die de inhoud op volk en vorst maakte, deed Josia onverwijld handen aan het werk slaan, ten einde een gehele hervorming te bewerken en zijn onderdanen van nu af de betere weg te doen bewandelen. Al wat het kenmerk van onwettigheid droeg, werd afgeschaft, de priesterlijke dienst opnieuw geregeld, de tempel gereinigd en gezuiverd, alle plaatsen en heiligdommen van de heidense eredienst ontwijd, onbruikbaar gemaakt. <blockquote>''2Kon 23:24 Ook deed Josia de dodenbezweerders weg, de waarzeggers, de afgodsbeeldjes, de stinkgoden en alle afschuwelijke afgoden die in het land van Juda en in Jeruzalem gezien werden, om zo de woorden van de wet uit te voeren, die beschreven waren in het boek dat de priester Hilkia in het huis van de HEERE gevonden had. (HSV)''</blockquote>Zelfs trok hij het gebied van het voormalige rijk der tien stammen door, om ook daar als hervormer op te treden. <blockquote>''2Kon 23:15 En ook het altaar dat in Bethel stond, en de offerhoogte die Jerobeam, de zoon van Nebat, die Israël deed zondigen, gemaakt had-ook dat altaar en die offerhoogte brak hij af; ja, hij verbrandde de offerhoogte, verpulverde die tot stof en verbrandde de gewijde paal. (HSV)''</blockquote>Tenslotte achtte hij de tijd gekomen, om een algemeen Pascha te vieren, volgens de aloude voorschriften, waartoe hij niet alleen de Judeeërs, maar ook de overgeblevene bewoners van het vroegere rijk Israël opriep. Dat gebeurde in het 18e jaar van zijn regering, toen hij ca. 26 jaar oud was. <blockquote>''2Kon 23:23 Maar in het achttiende jaar van den koning Josia, werd dit pascha den HEERE te Jeruzalem gehouden. (SV)''</blockquote>Dit alles beloofde veel. Evenwel was het slechts een kortstondige opflikkering van geestelijk leven. Josia's hervorming bleek alleen een uitwendige geweest te zijn, daar het volk onder de volgende vorsten weer tot zijn oude zonden terugkeerde en zijn ondergang tegemoet snelde. God keerde zich daarom van de brand van zijn grote toorn tegen Juda niet af, om al de tergingen waarmee koning [[Manasse (koning)|Manasse]], de opa van Josia, Hem getergd had (2 Kon. 23:26; 22:16v).
 
De vrome koning stierf weldra een vroegtijdige dood, toen hij tegen de Egyptische vorst [[Necho|Farao Necho]] in het dal van Megiddo opgetrokken was. Onvoorzichtig genoeg wilde Josia hem beletten de Chaldeeuwse macht onder Nabopolassar aan te vallen; hij hoorde niet, toen Farao Necho hem de krijg ontraadde. Dodelijk gewond naar Jeruzalem gebracht, stierf hij, ongeveer 39 jaar oud zijnde, beklaagd door het gehele rijk, daar zijn godsvrucht, zijn rechtvaardigheid en goed bestuur hem de algemene liefde hadden doen verwerven. <blockquote>''2Kon 23:25 Vóór hem was er geen koning aan hem gelijk, die zich met heel zijn hart, heel zijn ziel en met heel zijn kracht tot de HEERE bekeerd had, overeenkomstig de hele wet van Mozes; en na hem stond zijns gelijke niet op. (HSV)''</blockquote>Van zijn vier zonen Johanan, [[Jojakim]], [[Zedekia]] en [[Joahaz]] (Sallum) zijn de drie laatsten hem opgevolgd. 23 jaren na de dood van Josia zouden [[Jeruzalem]] en de [[tempel]] in 586 v.C. door de Babyloniërs worden verwoest
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.