Naar inhoud springen

Bathseba: verschil tussen versies

183 bytes toegevoegd ,  6 jaar geleden
k
geen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 13:
Bathseba is bekend door haar overspel met [[David]]. De mooie vrouw van Uria gehoorzaamde de koning, toen hij haar tot zich liet roepen meer dan God, en zocht tevergeefs haar zonde met water af te wassen (2 Sam. 11: 2-5). Daarentegen viel ook haar met David de troost van de goddelijke barmhartigheid ten deel (2 Sam. 12 : 24), en zij is waardig gekeurd, onder de stamouders van de Heiland een plaats in te nemen (Matth 1: 6).
 
In het huwelijk met David baarde zij 5 zonen (1 Kron. 3:5). De naam van de eerste zoon is onbekend. Het kind stierf door het oordeel van God over de misdaad door David tegen Uria begaan. Haar tweede zoon Salomo schreef: <blockquote>''Spr 4:3 Want toen ik nog als zoon bij mijn vader was, teder en een enig kind voor het aangezicht van mijn moeder, (NBG51)''</blockquote>Nadat Salomo door God tot opvolger van de troon was gekozen (2 Sam. 12. 24), handhaafde zij volgens de aanwijzing van Nathan zijn aanspraak op die waardigheid tegen de pogingen van haar stiefzoon Adonias (1 Kon. 1: 11v). Later liet zij zich echter door Adonias' vleiende woorden overhalen en ondersteunde zijn verzoek om het bezit van Abisag bij Salomo. Deze moest haar, in weerwil van zijn kinderlijke hoogachting, deze bede weigeren (1 Kon. 2: 13v.).
 
Nadat Salomo door God tot opvolger van de troon was gekozen (2 Sam. 12. 24), handhaafde zij volgens de aanwijzing van Nathan zijn aanspraak op die waardigheid tegen de pogingen van haar stiefzoon Adonias (1 Kon. 1: 11v). Later liet zij zich echter door Adonias' vleiende woorden overhalen en ondersteunde zijn verzoek om het bezit van Abisag bij Salomo. Deze moest haar, in weerwil van zijn kinderlijke hoogachting, deze bede weigeren (1 Kon. 2: 13v.).
 
Salomo zelf (vergelijk Lemuël) heeft voor zijn moeder een blijvend gedenkteken gesticht, doordat hij de merkwaardige woorden opschreef, die hij van haar lippen had gehoord (Spreuk. 31 : 1). Zij zijn zowel een getuigenis van haar oprechte bekering als van haar tederheid, wanneer Bathséba die zoon - het onderpand van de ontvangen genade - aankleefde (vgl. 4: 3). Spreuken 31 getuigt ook van de wijsheid, waarmee zij zijn opvoeding bestuurde en van de hartelijke zorg, waarmee zij hem voor de verzoekingen van zijn hoge standplaats waarschuwde, vooral voor de vrouwen, die een wijs man zijn verstand en zedelijke kracht ontnemen (31 : 3), en voor de wijn, die hem tot overmoed en ongerechtigheid verleidt (31: 4-7). Zij vermaant hem tot gerechtigheid en barmhartigheid (31:v. 8v) en stelt hem het bezit van een vrome vrouw als het beste middel voor ogen om zich voor de veelwijverij te bewaren (verzen 10-31).
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.