Naar inhoud springen

Ark van het verbond: verschil tussen versies

8 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
Regel 52:
Na zeven maanden werd een nieuwe wagen gemaakt, waarvoor de Filistijnen twee zogende koeien spanden. De ark werd zo teruggestuurd naar de Israëlieten met een schuldoffer aan de God van Israël. De koeien, in strijd met hun natuurlijke geneigdheid, lieten hun kalveren in de steek en ging direct naar Beth-semes, want het was God die de ark terugbracht. Daar sloeg God sloegen de mannen van de plaats wegens in het kijken in de ark. De ark werd vervolgens naar Kirjath-Jearim gebracht en daar geplaatst in het huis van Abinadab (1 Sam. 6:1-21; 7:1-2).
 
Davind haalde de ark van daar op een nieuwe wagen, maar toen de ark gleed, stak '''Uzza''' zijn hand uit om de ark vast te houden en werd geslagen door God. Dit maakte David bang en de ark ondergebracht in het huis van '''Obed-Edom'''. De wet had voorgescheven hoe de ark moest worden vervoerd. De nieuwe wagen was naar het voorbeeld van de Filistijnen. Uzza negeerde Gods duidelijke voorschrift en rekende niet met de heiligheid van dat wat de aanwezigheid van God vertegenwoordigd.[[Bestand:Cembalodeckel Überführung der Bundeslade c1600.jpg|miniatuur|487x487px|''Ark van God door David in Jeruzalem gebracht. Schilderij uit c. 1600. Schilder onbekend'']]Toen '''David''' vernam dat God het huis van Obed-Edom, waar de ark stond, had gezegend, kwam hij de ark weer ophalen. De Verbondskist werd nu gedragen door de Levieten, naar goddelijke orde, en werd met met offers en vreugde geplaatst in de tabernakel, in de tent die David had voor haar gespannen (2 Sam. 6).<blockquote>''2Kr 1:3 en Salomo en de gehele gemeente met hem gingen naar de hoogte te Gibeon, want daar stond de tent der samenkomst van God, die Mozes, de knecht des HEREN, in de woestijn gemaakt had.'' ''2Kr 1:4 De <u>ark Gods</u> had David wel uit Kirjat-jearim gevoerd naar de plaats die hij voor haar gereedgemaakt had (want David had voor haar een tent gespannen in Jeruzalem),'' ''(NBG51)''</blockquote>Toen Salomo de '''tempel''' had gebouwd, werd de ark daarin geplaatst, en de handbomen waarmee hij was uitgevoerd werden uitgenomen: de ark vond nu zijn rustplaats in het koninkrijk van Salomo, wiens regering een typisch voorbeeld is van het duizendjarig vrederijk van Christus. Het is veelzeggend dat toen alleen nog de twee stenen tafelen in de ark waren (1 Kon. 8:1-11): het manna had opgehouden toen ze aten van het overjarige koren van het land, dat een hemelse Christus voorstelt; en de getuige van de staf van Aäron was niet meer nodig nu het volk in het koninkrijk was. De omstandigheden van de woestijn, waarin het manna en het priesterschap van de opgestane Christus zo nodig waren, waren nu voorbij. Manna en staf worden beide genoemd in Heb. 9:4, want daar is de tabernakel en niet de tempel het voorwerp van de beschouwing.
 
[[Bestand:Cembalodeckel Überführung der Bundeslade c1600.jpg|miniatuur|487x487px|''Ark van God door David in Jeruzalem gebracht. Schilderij uit c. 1600. Schilder onbekend'']]
 
Toen '''David''' vernam dat God het huis van Obed-Edom, waar de ark stond, had gezegend, kwam hij de ark weer ophalen. De Verbondskist werd nu gedragen door de Levieten, naar goddelijke orde, en werd met met offers en vreugde geplaatst in de tabernakel, in de tent die David had voor haar gespannen (2 Sam. 6).
 
<blockquote>''2Kr 1:3 en Salomo en de gehele gemeente met hem gingen naar de hoogte te Gibeon, want daar stond de tent der samenkomst van God, die Mozes, de knecht des HEREN, in de woestijn gemaakt had.'' ''2Kr 1:4 De <u>ark Gods</u> had David wel uit Kirjat-jearim gevoerd naar de plaats die hij voor haar gereedgemaakt had (want David had voor haar een tent gespannen in Jeruzalem),'' ''(NBG51)''</blockquote>
 
Toen Salomo de '''tempel''' had gebouwd, werd de ark daarin geplaatst, en de handbomen waarmee hij was uitgevoerd werden uitgenomen: de ark vond nu zijn rustplaats in het koninkrijk van Salomo, wiens regering een typisch voorbeeld is van het duizendjarig vrederijk van Christus. Het is veelzeggend dat toen alleen nog de twee stenen tafelen in de ark waren (1 Kon. 8:1-11): het manna had opgehouden toen ze aten van het overjarige koren van het land, dat een hemelse Christus voorstelt; en de getuige van de staf van Aäron was niet meer nodig nu het volk in het koninkrijk was. De omstandigheden van de woestijn, waarin het manna en het priesterschap van de opgestane Christus zo nodig waren, waren nu voorbij. Manna en staf worden beide genoemd in Heb. 9:4, want daar is de tabernakel en niet de tempel het voorwerp van de beschouwing.
 
Verder wordt er geen melding gemaakt van hoe het verder met de ark ging. Jeruzalem en de tempel werden door de Babyloniërs verwoest. Tempelschatten werden geroofd en meegenomen naar Babel. Er was geen ark meer in de tweede tempel (van Zerubbabel), noch in de tempel gebouwd door Herodes, noch lezen we van de ark in verband met de toekomstige tempel beschreven door Ezechiël.
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.