Naar inhoud springen

Vervolging van christenen: verschil tussen versies

839 bytes toegevoegd ,  5 jaar geleden
k
Regel 37:
Hieronder wordt van enkele vervolgingen iets meegedeeld.
 
=== 1e eeuw ===
=== Eerste vervolging, onder Nero (64 — 67) ===
 
==== Eerste vervolging, onder Nero (64 — 67) ====
De eerste van de tien vervolgingen onder de keizers van Rome vond plaats Nero. Aanleiding was de grote brand van Rome in het jaar 64. Het gerucht ging rond dat de keizer de brand had aangestoken om Rome in ongeëvenaarde luister te kunnen herbouwen. Om aan de volkswraak te ontkomen, wierp hij de schuld op de christenen.
 
Regel 46 ⟶ 48:
De keizers Vespasianus (keizer 69 - 79 n.C.) en Titus (keizer 79 - 81 n.C.) lieten de christenen met rust.
 
==== Tweede vervolging, onder Domitianus (81 — 96) ====
De tweede vervolger was keizer Domitianus. Deze had grote behoefte aan geld, daar de schatkist door weergaloze verkwistingen was uitgeput, terwijl de belastingen al uiterst hoog waren opgedreven, waardoor de handel zeer werd gedrukt. Door een uitgebreid klik-systeem wist hij dat het christendom zeer vele aanhangers telde onder de rijke patricische families. Het vermogen nu van ter dood veroordeelden en verbannenen verviel aan de keizer.
 
Regel 53 ⟶ 55:
In de christenen, inzonderheid in Jezus' bloedverwanten, zag hij een dreigend gevaar voor zijn troon. Daarom beval hij, volgens Eusebius, de verwanten van de Heer in Palestina op te sporen en naar Rome te voeren. Spoedig evenwel liet hij, bij het zien van hun vereelte handen, zijn ongegronde vrees varen en zond hen naar hun vaderland terug. Niettemin deed hij talrijke christenen folteren en ter dood brengen, onder wie zijn eigen neef Flavius Clemens<ref>Uit de opschriften van de catacomben weet men, dat het christendom reeds in de eerste eeuw tot in de hoogste geslachten was doorgedrongen. Men treft er namen aan uit de huizen der Cornelii, Ceeilii, Emilii enz.</ref>.
 
=== 2e eeuw ===
=== Derde vervolging, onder Trajanus (98 — 117) ===
 
==== Derde vervolging, onder Trajanus (98 — 117) ====
De derde vervolging had plaats onder keizer Trajanus (keizer 98 - 117 n.C.) De vervolging begon op zijn bevel. Hij was opgehitst door Mamertinus, stadhouder te Rome, en Tarquinus, overste van de heidense afgoderijen. De afgodendienaars brachten ook geld op, en gaven schatting om de Christenen te vervolgen en uit te roeien, alles onder het voorwendsel, dat de christenen onwillig waren om de goden te aanbidden en met offeranden te vereren, en dat zij vijanden van hen en van de Romeinse republiek waren. Onder de regering van Trajanus moesten christenen Christus vervloeken om verder te mogen leven.
 
Regel 62 ⟶ 66:
Onder de beroemdsten, welke als offers vielen, behoorde: [[Simeon van Jeruzalem|Simeon]], opziener van de gemeente van Christus te Jeruzalem (marteldood omstreeks 107 of later), en [[Ignatius van Antiochië|Ignatius]], opziener van de gemeente van de Heer te Antiochië. 
 
==== Hadrianus (117-138) ====
Keizer [[Hadrianus]], die regeerde van 117 tot 138, was de christenen niet zeer vijandig. Het keizerlijke besluit van 112 bleef echter van kracht. Toen keizer Hadrianus de Joden de besnijdenis verbood, brak een hevige opstand van de Joden uit, die na drie jaar (132-135) werd gebroken. Geheel het land van Israël werd verwoest en op de bodem van Jeruzalem werd een heidense stad met heidense tempels gebouwd. Daar het christendom door de heidenen beschouwd werd als een Joodse sekte, prikkelde deze opstand tot vervolging van de christenen. Quadratus, die leefde in Klein-Azië<ref>Niet te verwarren met een naamgenoot die in dezelfde tijd leefde en opziener was van de gemeente van Christus in Athene. Zie http://www.heiligen.net/heiligen/09/21/09-21-0200-quadratus-athene.php</ref>, bood de keizer een apologie (verdedigingsschrift) van het christendom aan. „De daden van onze Verlosser - — schrijft hij o.a. — zijn steeds zichtbaar geweest. De door Hem genezenen en van de dood opgewekten leefden nog geruime tijd na zijn tocht op deze aarde; velen hebben zelfs tot in onze dagen geleefd".
 
==== Antoninus Pius (138-161) ====
Ook onder keizer [[Antoninus Pius]], die regeerde 138 — 161, bleef het edikt van Trajanus uit het jaar 112 zijn kracht behouden. Wel was hij voor de christenen niet wreed en verbood hij elke volksoploop tegen hen, doch de toestand bleef hachelijk. [[Justinus de Martelaar|Justinus]] (100/114-ca. 165) bood de keizer een verdedigingsschrift (apologie) aan. In Klein-Azië viel de [[Polycarpus van Smyrna|Polycarpus]], opziener van de gemeente van Christus te [[Smyrna]], als offer der vervolging.
 
==== Vierde vervolging ====
[[Bestand:Mosaic of St. Justin Martyr, Mount of the Beatitudes.jpg|miniatuur|Mozaïek voorstellend de onthoofding van Justinus]]
'''Marcus Aurelius.''' Marcus Aurelius (keizer van 161-180), de opvolger van Antoninus Pius, was een aanhanger van de stoïcijnse wijsbegeerte. Hij liet zich zowel door de ophitsingen van de heidense wijsgeren als uit politieke beweegredenen tot vervolging van de christenen verleiden. In de verspreiding van het christendom zag hij 't grootste gevaar voor het bestaan van de Romeinse staat. De vervolging was dan ook algemeen en zeer hevig. Te Rome werd o.a. de christelijke wijsgeer en [[apologeet]] Justinus, die ook deze keizer een verweerschrift of apologie had aangeboden, onthoofd.
Regel 78 ⟶ 82:
'''Commodus'''. Commodus (keizer van 177-192), die stond onder de invloed stond van zijn christelijke gemalin Marcia, was persoonlijk geen vervolger van de christenen; doch hij hinderde de stadhouders niet in hun christenvervolging.
 
=== Vijfde3e vervolgingeeuw ===
De vijfde vervolging van de Christenen barstte uit in het begin van de 3e eeuw, in het tiende jaar der regering van Septimius Severus, Romeins keizer van 193 -211. De aanleiding tot deze vervolging was, dat de eerrovers en lasteraars allerlei valse beschuldigingen uitstrooiden jegens de Christenen, namelijk, dat zij oproerige lieden waren, die zich jegens de keizerlijke majesteit misdroegen, doodslagers, tempelrovers, bloedschenders, die in hun samenkomsten de kaarsen uitbliezen en zich aan allerlei ontucht en ondeugd overgaven, kindermoordenaars, menseneters gelijk, dat zij een ezelskop als God vereerden, maar bovenal dat zij de goden verachtten, en dat daarom vanwege hen ongeluk en rampen de mensen was overkomen. De hevigste vervolging had plaats, nadat de gelovigen Eusebius en Tertullianus in Afrika hun geschriften hadden opgesteld. Een grote menigte Christenen werd naar Alexandrië, in Egypte, gebracht, waar zij om de naam van Christus op velerlei wijzen gedood werden. Tot de voornaamste martelaren van die tijd behoren Leonidas, de vader van kerkleraar [[Origenes]], en Irenaeüs, opziener. Mogelijk is ook [[Albanus van Engeland]] in deze periode onthoofd.
 
==== ZevendeVijfde vervolging (202-211) ====
De vijfde vervolging van de Christenenchristenen barstte uit in het begin van de 3e eeuw, in het tiende jaar der regering van Septimius Severus, Romeins keizer van 193 -211. De aanleiding tot deze vervolging was, dat de eerrovers en lasteraars allerlei valse beschuldigingen uitstrooiden jegens de Christenenchristenen, namelijk, dat zij oproerige lieden waren, die zich jegens de keizerlijke majesteit misdroegen, doodslagers, tempelrovers, bloedschenders, die in hun samenkomsten de kaarsen uitbliezen en zich aan allerlei ontucht en ondeugd overgaven, kindermoordenaars, menseneters gelijk, dat zij een ezelskop als God vereerden, maar bovenal dat zij de goden verachtten, en dat daarom vanwege hen ongeluk en rampen de mensen was overkomen. De hevigste vervolging had plaats, nadat de gelovigen Eusebius en Tertullianus in Afrika hun geschriften hadden opgesteld. Een grote menigte Christenen werd naar Alexandrië, in Egypte, gebracht, waar zij om de naam van Christus op velerlei wijzen gedood werden. Tot de voornaamste martelaren van die tijd behoren Leonidas, de vader van kerkleraar [[Origenes]], en Irenaeüs, opziener. Mogelijk is ook [[Albanus van Engeland]] in deze periode onthoofd.
 
Keizer Severus verbood door het edikt van 202 onder zware straffen, christen te worden. De vervolging woedde het ergst in Afrika, nadat de gelovigen Eusebius en Tertullianus daar hun geschriften hadden opgesteld. Een grote menigte christenen werd naar Alexandrië, in Egypte, gebracht, waar zij om de naam van Christus op velerlei wijzen gedood werden. Te Carthago stierven o.a. [[Perpetua van Carthago|Perpetua en Felicitas]] (203) de marteldood. Tot de voornaamste martelaren van die tijd behoren Leonidas (te Alexandrië), de vader van kerkleraar [[Origenes]], en Irenaeüs, opziener. Mogelijk is ook [[Albanus van Engeland]] in deze periode onthoofd.
 
De vier volgende keizers waren de christenen gunstig gezind. Alexander Severus plaatste zelfs naast Abraham en Orpheus de beeltenis van Christus. Ook liet hij Bijbelspreuken op de paleiswanden aanbrengen. En het terrein, dat herbergiers de christenen betwistten, wees hij dezen toe met de woorden: „Het is beter, dat de Godheid op welke wijze ook daar vereerd wordt, dan dat die grond geschonken wordt aan herbergiers”.<ref>Aangehaald in H.M.H. Bartels, ''Geschiedenis der Katholieke Kerk''. Venloo: G. Mosmans senior, 1926.</ref>
 
==== Zevende vervolging ====
De zevende vervolging van de Christenen ontstond omtrent het jaar onzes Heeren en Zaligmakers 250, een zeer grote en wrede vervolging, en wel onder de regering van keizer Decius, gewoonlijk de zevende genaamd. Decius regeerde van 249-251. Sommigen dachten dat hij de vervolging beval uit haat jegens keizer Filippus, die de christelijke godsdienst had aangenomen. Maar Cyprianus, die in die tijd leefde, schrijft de aanleiding tot deze vervolging aan de Christenen zelf toe. ''"Men moet (zegt hij) het inzien en belijden, dat de grimmige en vernielende benauwdheid, die onze kudde voor het merendeel verwoest heeft en nog zonder ophouden verwoest, om onze zonden ons is overkomen, omdat wij de weg des Heeren niet bewandelen, en de hemelse geboden ons tot onze zaligheid gegeven, niet bewaren. Onze Heere heeft de wil Zijns Vaders volbracht, en wij volbrengen de wil van onze Heere niet. Ieder onzer benaarstigt zich om geld en goederen te vergaderen, de hovaardij na te jagen; men maakt zich schuldig aan afgunst en tweedracht, verzaakt de eenvoudigheid en verloochent de boze wereld alleen niet woorden en niet met daden, behaagt zichzelf en mishaagt allen. Wij worden aldus geslagen, gelijk wij verdienen; want welke plagen, welke slagen verdienen wij niet?"'' etc.
 
Regel 90 ⟶ 100:
Van de martelaren kunnen genoemd worden: [[Alexander van Jeruzalem|Alexander]], opziener van de gemeente te Jeruzalem; [[Babylas van Antiochië|Babylas]], opziener van de gemeente te Antiochië. Alexandrië was als het ware de schouwplaats van alle tirannie. Daar werd onder anderen omgebracht de bejaarde man [[Metranus van Alexandrië|Metranus]], de vrouw [[Coïntha van Alexandrië|Coïntha]], de bejaarde maagd Apollonia, en Serapion.
 
=== Tiende4e vervolging (303-313)eeuw ===
 
==== Tiende vervolging (303-313) ====
De tiende grote en bloedige vervolging van de christenen begon in het begin van de 4e eeuw onder de keizers [[Diocletianus]] (keizer 284 — 305) en [[Maximianus]] (mederegent 286 — 305), en werd voortgezet onder Maxentius, Licinus en Maximinus, tot in het zevende jaar van Constantinus (of Constantijn) de Grote. 
 
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.