Naar inhoud springen

Vervolging van christenen: verschil tussen versies

k
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 118:
De achtste vervolging vond plaats onder de keizers Valerianus I (keizer 253 - 260 n.C.) en Gallienus (keizer 256 - 258 n.C.). Een eerste edict verbood de bijeenkomsten van de christenen en het betreden van de begraafplaatsen en godshuizen op straffe van onthoofding, Ook gebood het aan alle opzieners, oudsten en dienaren (diakenen) te offeren op straffe van verbanning. Een tweede edict verordende de terechtstelling van de hele 'geestelijkheid', terwijl de ambtenaren uit hun ambt ontzet, van hun goederen beroofd, en, indien zij volhardden, onthoofd zouden worden. Hun vrouwen en kinderen werden verbannen. Ontelbaar velen van elke stand en leeftijd ondergingen de marteldood.
 
In deze vervolging stierven te Carthago de opziener en kerkleraar [[Cyprianus]] (258 n.C.). In datzelfde jaar stierf in Rome de marteldood opziener ('paus') Sixtus II samen met vier diakens. Drie dagen later onderging de diaken [[Laurentius van Rome|Laurentius]] daar de marteldood. 153 christenen werden in ongebluste kalk geworpen.
 
=== 4e eeuw ===
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.