Naar inhoud springen

Prehistorie/Nabije Oosten en Europa: verschil tussen versies

geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Geen bewerkingssamenvatting
Regel 53:
Omdat de jagersgemeenschappen klein en mobiel waren en geïsoleerd van elkaar leefden, hebben ze zich wel gespecialiseerd in jachttechnieken, maar hebben niet het culturele niveau van het neolithicum bereikt. Zij waren de dragers van het vroegpaleolithicum van Europa. De archeologie plaatst de vuistbijlculturen aan het eind van het midden-pleistoceen, tevens het einde van de Riss/Saale ijstijd. Van de gebruikers van deze vuistbijlen zijn weinig beenderresten gevonden. Wel vond men te Swanscombe (aan de Theems) en te Steinheim (aan de Murr in Duitsland) schedelresten van een redelijk modern uiterlijk. Ze leefden hier in Europa reeds voor de komst van de neanderthalermensen en worden gerekend tot de [[Homo sapiens erectus]]-mensen. Ook bij het Meer van Galilea en het Hulumeer (Ubeidiya en Gesher Benot Ya'aqov) zijn enkele tanden en vooral artefacten (gebruiksvoorwerpen) gevonden van de Homo sapiens erectus. Daaruit blijkt dat hij al jagend via het Midden-Oosten naar het zuiden is getrokken. De dragers van deze vuistbijlculturen in Europa en het Midden-Oosten worden gerekend tot het ras van Heidelbergmensen.
 
'''IJstijden?''' Het is de vraag of de verschillende ijstijden, voorafgaande aan de Würm ijstijd, wel bestaan hebben. De wetenschap heeft algemeen het idee van ijstijden omarmd om daarmee vele opvallende landschappelijke kenmerken te verklaren (kliffen, wallen, duinen of zandverstuivingen, grote stenen). Het zouden gigantische gletsjers zijn geweest, die zich over grote afstanden horizontaal verplaatsten en voor deze landschapselementen verantwoordelijk waren. Rehwinkel<ref>A.M. Rehwinkel, ''De zondvloed in het licht van de Bijbel, de geologie en de archeologie'' (Amsterdam 1971)</ref> heeft er op gewezen dat gletsjers zich zonder de stuwende kracht vanuit de hoger gelegen delen in de bergen niet over grote afstand kunnen bewegen. Ook is hij van mening dat primair gedacht moet worden aan water en niet aan ijs als landschapvormende oorzaak. Het artikel [[Zondvloed en gebergtevorming]] laat zien dat het ontstaan van de Alpen gepaard is gegaan met omvangrijke waterverplaatsingen. De mensen van Swanscombe hebben (naar men algemeen beweert) tijdens het Mindel-Riss interglaciaal geleefd<ref>Sigfried J. de Laet, ''De voorgeschiedenis van Europa'' (Amsterdam 1967)</ref> C. Arambourg zegt hierover<ref>Camille Arambourg, ''Het ontstaan van de mensheid'' (Utrecht/Antwerpen 1964, Aula 182)</ref> dat de eerste ijstijden nog steeds weinig verandering aan het warme klimaat hebben gebracht, gelet op de botten die gevonden zijn van olifanten, neushoorns, nijlpaarden, leeuwen en beren, runderen en herten. Ook planten als de vijg, de laurier, rodondendron en de buksboom waren algemeen. We kunnen daarom mogelijk eerder spreken over heftige, kort durende klimaatschommelingen. Dit bevestigt het hiervoor gestelde dat de koudeperiode in Europa zich mogelijk geleidelijk ontwikkelde.
 
== Alpiene gebergtevorming tot mislukking van de torenbouw van Babel ==
Cookies helpen ons onze services aan te bieden. Door onze services te gebruiken stemt u in met het gebruik van onze cookies.