Timmerman

Uit Christipedia

Timmerman was het beroep dat Jezus en diens pleegvader Jozef hebben uitgeoefend.

Jezus werd aangeduid als 'de zoon van de timmerman'.

Mt 13:55  Is Deze niet de Zoon van de timmerman? Heet zijn moeder niet Maria en zijn broers Jakobus, Jozef, Simon en Judas? (Telos)

Hij heeft ongetwijfeld samen met zijn vader timmerwerk verricht en het timmermansbedrijf uitgeoefend. Zijn dorpsgenoten verwijzen naar Hem, de zoon van Maria, als 'de timmerman'.

Mr 6:3  Is Deze niet de timmerman, de Zoon van Maria en de Broer van Jakobus, Joses, Judas en Simon? En zijn zijn zusters niet hier bij ons? En zij namen aanstoot aan Hem. (Telos)

Grieks woord. Het Griekse woord dat in de aangehaalde verzen is vertaald door 'timmerman' is τεκτων, tekton, afgeleid van het werkwoord τευχω, teucho = maken, vervaardigen. Een tekton is eigenlijk een maker of vervaardiger (van enig kunstwerk), in ‘t alg. de kunstenaar, maar vervolgens meer bijzonder: de handwerker in hout, de timmerman of meubelmaker, en in die betekenis in Mt 13:55 en Mr 6:3[1][2].

Tekton heeft deze betekenissen[3]: 1. een werker met hout, timmerman, bouwer; 2. (iedere) handwerksman of ambachtsman, waaronder ook, in de dichtkunst, maker van liederen; 3. deskundige, vervaardiger, schepper. Het woord tekton komt 2x in het Nieuwe Testament voor en wel in de geciteerde verzen. Het strongnummer is G5045.

Daar tekton wat zowel timmerman als schrijnwerker (meubelmaker) kan betekenen[4], is het mogelijk dat Jozef en Jezus ook houten meubels hebben gemaakt.

Werktuigen. Handwerkers in hout gebruikten verschillende soorten van bijlen en zagen (Jes.  10 : 15), de schaaf, de passer, het zinklood, het waterpas enz., instrumenten, die ten dele ook de steenhouwers (1 Kon. 7: 9; 2 Kon. 12: 13; 2 Sam. 5: 11) gebruikten.

Woorden van Jezus. Sommige beeldspraak en gelijkenissen van Jezus hebben te maken met maken en bouwen. Misschien heeft Hij als timmerman mee aan huizen of torens gebouwd.

Lu 14:28  Want wie van u, die een toren wil bouwen, gaat niet eerst de kosten zitten berekenen, of hij wel genoeg heeft om hem te voltooien? (Telos)

Hij werd ervan beschuldigd te hebben beweerd dat hij de tempel van God kon afbreken en in no time weer opbouwen.

Mt 26:61  Tenslotte echter kwamen er twee op, die zeiden: Deze heeft gezegd: Ik kan het tempelhuis van God afbreken en het na drie dagen opbouwen. (Telos)

De Heer doelde echter op de 'afbraak' van zijn lichaam aan het kruis en de opbouw in de opstanding uit de dood. Hij Zelf zou een heel bijzonder gebouw maken, Zijn gemeente.

Mt 16:18  En ook Ik zeg je dat jij Petrus bent, en op deze rots zal Ik mijn gemeente bouwen, en de poorten van de hades zullen haar niet overweldigen. (Telos)

Voetnoten

  1. D. Harting, Grieks Woordenboek op het Nieuwe Testament (1861-1863). Opgenomen als Grieks-Nederlands handwoordenboek op het Nieuwe Testament in Online Bible (uitgeverij Importantia).   
  2. Het beroep van timmerman in de zin van een houtbewerker, een vakarbeider in hout, bestond in de tijd van Jezus nog niet, aldus het Griechisch-Deutsch Strongs Lexikon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  3. Grieks-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.
  4. H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Eerste deel A - J. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1867) s.v. Handwerk, punt 4.