Vervolging van christenen/Geschiedenis: verschil tussen versies

Toegevoegde inhoud Verwijderde inhoud
kGeen bewerkingssamenvatting
Regel 226: Regel 226:


Op 14 december wordt de Engelse edelman [[John Oldcastle]], heer van Cobham, als een ketter veroordeeld, aan een galg als op een wagen gezet en opgehangen en vervolgens verbrand.
Op 14 december wordt de Engelse edelman [[John Oldcastle]], heer van Cobham, als een ketter veroordeeld, aan een galg als op een wagen gezet en opgehangen en vervolgens verbrand.

'''1419-1434.''' Hussietenoorlogen: een reeks van gebeurtenissen en veldslagen aangeduid die tussen 1419 en ongeveer 1434 plaatsvonden in het gebied van het toenmalige koninkrijk Bohemen (tegenwoordig Tsjechië). In deze jaren voerden de Rooms-Duitse keizer en de Rooms-Katholieke Kerk militaire acties uit tegen de protestantse hussieten, vernoemd naar Johannes Hus. De meeste slagen werden gewonnen door de hussieten, die ook de meeste voordelen kregen na afloop van de Hussietische Oorlogen.<ref>Bron: https://nl.wikipedia.org/wiki/Hussietenoorlogen. Enige tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 24 april 2022. </ref>


'''1420.''' Na de dood van [[Johannes Hus]] (1415) en [[Hiëronymus van Praag]] (1416) nemen velen de leer van het heilige Evangelie aan, en geven met hun bloed aan de waarheid getuigenis. Onder dezen bevindt zich, benevens vele anderen, Hendrik Groenvelder, die van de orde van het pauselijke priesterdom tot de ware kennis van Christus was gekomen, en in de Duitse stad Regensburg verbrand was, in het jaar 1420. De Praagse koopman [[Johannes Krasa]] wordt om zijn christelijke belijdenis, "de dwaling van Hus", op 11 maart 1420 verbrand te Breslau. Op 7 juli van dit jaar wordt in Bohemen verbrand de geliefde pastoor [[Wenceslaus van Arnostowitz]], zijn kapelaan, vier werklieden en vier kinderen, van wie de oudste 11 jaar is. De reden is dat de eerste twee het avondmaal met brood èn wijn bediend hadden en de anderen daaraan deelgenomen hadden. De pastoor weigerde tegenover de bisschop dat gebruik af te zweren.
'''1420.''' Na de dood van [[Johannes Hus]] (1415) en [[Hiëronymus van Praag]] (1416) nemen velen de leer van het heilige Evangelie aan, en geven met hun bloed aan de waarheid getuigenis. Onder dezen bevindt zich, benevens vele anderen, Hendrik Groenvelder, die van de orde van het pauselijke priesterdom tot de ware kennis van Christus was gekomen, en in de Duitse stad Regensburg verbrand was, in het jaar 1420. De Praagse koopman [[Johannes Krasa]] wordt om zijn christelijke belijdenis, "de dwaling van Hus", op 11 maart 1420 verbrand te Breslau. Op 7 juli van dit jaar wordt in Bohemen verbrand de geliefde pastoor [[Wenceslaus van Arnostowitz]], zijn kapelaan, vier werklieden en vier kinderen, van wie de oudste 11 jaar is. De reden is dat de eerste twee het avondmaal met brood èn wijn bediend hadden en de anderen daaraan deelgenomen hadden. De pastoor weigerde tegenover de bisschop dat gebruik af te zweren.


'''1421.''' Op 20 april wordt ook Nikolaas Hochta te Praag, om zijn belijdenis van de Evangelische waarheid, verbrand.<ref name=":1" />
'''1421.''' Op 20 april wordt ook Nikolaas Hochta te Praag, om zijn belijdenis van de Evangelische waarheid, verbrand.<ref name=":1" />

Op 30 mei werden 24 burgers in de Boheemse stad Litoměřice, in het noordwesten van het huidige Tsjechië), door verdrinking ter dood gebracht. De burgemeester van de stad, Pichel genaamd, een wreed en bedrieglijk mens, liet ’s nachts vier en twintig van de voornaamste burgers, en onder die zijn eigen schoonzoon, gevangen nemen, en in een kelder van een toren werpen. Toen zij door de honger en koude half dood waren, liet hij hen eindelijk, in overleg met de bevelhebbers van keizer Sigismund (de rooms-koning Sigismund van Luxemburg, die tevens koning van Bohemen en Hongarije was), gewapenderhand eruit halen, sprak het doodsvonnis over hen uit, deed hun de handen en voeten aan elkaar binden, op wagens leggen, en beval dat zij naar de oever van de Elbe zouden worden gevoerd om daar verdronken te worden.

Toen het volk dit vernam, liep het samen met de vrouwen, kinderen, bloedverwanten en vrienden, en weenden en maakten groot misbaar. Terwijl dit plaats had, verscheen ook de dochter van de burgemeester, viel met gevouwen handen de vader te voet, en bad om het leven van haar man, die onder de gevangenen was. Maar de vader, harder dan een steen, beval haar niet langer te wenen en zei dat zij niet wist, wat zij bad."''Kun jij,"'' vroeg hij, ''"geen waardiger man dan deze krijgen''?" Toen zij zag dat haar vader niet te verbidden was, stond zij op met de woorden: "''U zult mij, o vader, niet meer uithuwelijken.''" En terwijl zij op haar borst sloeg, volgde zij, met hangende haren, haar man en de anderen.

Toen deze martelaren aan de oever van de Elbe gebracht waren, werden zij van de wagens geworpen. Terwijl de schuiten werden gereed gemaakt, verhieven zij hun stemmen, riepen de hemel en de aarde aan tot getuigen van hun onschuld, namen afscheid van hun vrouwen, kinderen en vrienden, vermaanden hen tot standvastigheid, drukten hun op het hart dat zij liever Gods Woord dan menselijke verdichtsels moesten aanhangen, baden God voor hun vijanden, en bevalen hun zielen Gode aan.

Daarna werden zij in de schuiten gebracht, naar het midden van de rivier gevaren, en gebonden aan handen en voeten, in de rivier geworpen en verdronken. Met stokken en grote vorken, beslagen met ijzer, stonden de scherprechters aan de oevers, om te verhoeden dat zij aan de oever zouden komen; terwijl zij die dit, hoewel half dood, beproefden, werden doorstoken en naar de diepte gestoten.

Toen de dochter van de burgemeester de ogen op haar man sloeg, sprong zij eindelijk in de rivier, en terwijl zij hem omhelsde, poogde zij hem uit de stroom te verlossen. Maar, aangezien de rivier te diep was, en haar man niet kon losgemaakt worden, en het ingezwolgen water hem deed zinken, verdronken zij beiden, en werden de volgende dag, zoals zij elkaar hadden omvat, opgehaald en begraven. Dit had plaats op 30 mei 1421.


== 18e eeuw ==
== 18e eeuw ==