Vreze Gods

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 22 mei 2018 om 10:03 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''vreze Gods''' of ''vreze van'' (= jegens) ''God'' of ''Godsvreze'' of ''vrees van God'' is het gevoel van eerbied, achting, voortvloeiend uit ontzag of beduch...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De vreze Gods of vreze van (= jegens) God of Godsvreze of vrees van God is het gevoel van eerbied, achting, voortvloeiend uit ontzag of beduchtheid voor onze God en Schepper als het hoger, machtiger wezen; ook: de gezindheid, houding die van ontzag voor God getuigt.

In 'vrees van God' is 'van' een genitivus objectivus: het gaan om de vrees jegens God, geenszins om een vrees die God Zelf zou hebben (genitivus subjectivus).

Twee betekenissen. De vreze Gods heeft twee betekenissen:

a. In algemenen zin: godsvrucht, vroomheid, godvrezendheid, alles wat tot de godsdienst behoort, de vervulling van de plichten, die wij aan God als onzen Schepper zijn verschuldigd zijn (Jos. 22: 25. Spr. 1 : 7; 9 : 10. Pred. 12: 13).

b. In engere zin de erkentenis, bewondering, hoogachting en verering van de goddelijke machtig, majesteit, gerechtigheid en heiligheid, de diepe, innige huivering van een mensenziel die zich onder Gods majesteit verootmoedigt. Zij is het begin der wijsheid, de wortel der bekering, een bron van het leven (Spr. 14: 27. Job 28: 28). Hij die zich van iemand afhankelijk gevoelt, wat hem onuitsprekelijk gelukkig of onuitsprekelijk ongelukkig kan makers, moet noodzakelijk voor hem vrezen.

Mt 10:28 En weest niet bang voor hen die het lichaam doden maar de ziel niet kunnen doden, maar weest veeleer bang voor Hem die zowel ziel als lichaam kan verderven in de hel. (TELOS)

Lu 12:4 Ik nu zeg u, mijn vrienden: weest niet bang voor hen die het lichaam doden en daarna niets meer kunnen doen. Lu 12:5 Maar Ik zal u tonen voor Wie u bang moet zijn: weest bang voor Hem die, nadat Hij gedood heeft, macht heeft om in de hel te werpen; ja, Ik zeg u, weest bang voor Hem. Lu 12:6 Worden niet vijf musjes verkocht voor twee penningen? En niet een van hen is voor God vergeten. Lu 12:7 Ja, zelfs de haren van uw hoofd zijn alle geteld. Weest niet bang; u gaat vele musjes te boven. (TELOS)

De vrees voor God kan bij onbekeerde mensen ontbreken.

Ro 3:18 ‘geen vrees voor God staat hun voor ogen’. (TELOS)

Als zij er echter is, is zij bij onbekeerde mensen een 'knechtelijke' vrees, de vrees als van een knecht (Gal. 3 : 10. Hebr. 2 : 15). Wan men in deze toestand het kwade laat, dan is de voorstelling van de toorn Gods de beweeggrond; men wantrouwt God en kan Hem niet liefhebben, het geweten vreest het ergste, en straft zichzelf reeds; het voelt al iets van de vreselijke plagen die op die grote dag over de onboetvaardigen komen zullen. Bij de verloste mens verbindt zich met dat gevoel van afhankelijkheid van God een innige liefde. Vergelijkbaar met de liefde van een kind tot zijn vader, wiens liefde het geniet en wiens rechtvaardige gestrengheid het vreest.

Heb 12:9 Bovendien, wij hadden de vaders van ons vlees om ons te tuchtigen en wij hadden ontzag voor hen; zullen wij dan niet veel meer aan de Vader van de geesten onderworpen zijn en leven? (TELOS)

Men ziet in God de Vader met wie men door Christus verzoend is; de liefde verslindt de toorn, en drijft de angstige vrees uit, in haar plaats komt vrede en toenadering tot God. Men verheugt zich op de dag van de verlossing, en van de volkomen scheiding van al het ijdele en vergankelijke, en heeft slechts één vrees, die is om de Heer te mishagen, en slechts één hoop, om in Zijn dienst het eeuwige leven te ontvangen. Dit is de kinderlijke vrees, die met de liefde verbonden is (2 Tim. 1: 7. 1 Joh. 4: 18) en met de grootste nauwgezetheid (Phil. 2:12).

Vreze Gods en verlossing. Een vrees voor God kan door de Geest in het hart van een mens worden gewekt om hem tot bekering te leiden. De vrees en siddering is dat heilige gevoel dat de zondige mens krijgt als hij in aanraking komt met de goddelijke majesteit. Vooral in het werk van zijn verlossing moet hij bedenken: nu werkt de Heilige God zelf in mij; Hij roept mij tot zich, om mij een volheid van leven, vrede en kracht te schenken - hoe vreselijk wanneer ik Zijn werk verhinderde! Het is echter zelfmisleiding om de bekering uit te stellen tot je een zeker gevoel van Godsvreze of een ellendig gevoel over jezelf hebt. Bekering moet je nooit uitstellen, bekering moet je doen. Gods liefde vraagt geen uitstel.

In de vreze Gods wandelen, leven. Met ontzag voor God wandelen wij, leiden wij ons leven, gedragen wij ons in deze wereld.

2Co 7:1 Daar wij dan deze beloften hebben, geliefden, laten wij onszelf reinigen van alle bevlekking van het vlees en van de geest, en de heiligheid volbrengen in de vrees van God. (TELOS)

Vreze Gods en mensenvrees

De ware vreze Gods moet ons van alle andere vrees bevrijden, en vooral van de mensenvrees, die zoveel goeds verhindert en zo veel kwaads sticht. Zullen wij voor vergankelijke stoppels vrezen? (Jes. 51 : 12. 1 Petr. 1 : 24).

Toch bestaat er voor de mensen evenals voor God een goede vrees, de eerbied en achting voor hen, die Hij gezag heeft verleend. Daarom staat er in het Oude Testament niet alleen (Lev. 19: 3): een ieder vreze zijn moeder en zijn vader, en (Spr. 24: 21) vrees de Heer en de Koning, maar ook in het Nieuwe Testament (Eph. 5: 33): de vrouw vreze de man.

Efe 5:33 Zo dan ook gijlieden, elk in het bijzonder, een iegelijk hebbe zijn eigen vrouw, alzo lief als zichzelven; en de vrouw [zie], dat zij den man vreze. (SV)

Efe 5:33 Kortom, ook u moet, ieder in het bijzonder, uw eigen vrouw net zo liefhebben als uzelf; en de vrouw moet ontzag hebben voor haar man. (HSV)

De uitroep „vrees niet!" komt 300 maal in den Bijbel voor.

Vrees van Christus

De vrees van Christus heeft Christus tot voorwerp heeft van het gevoel van ontzag, hoogachting, beduchtheid.

Toen de mensen een verlamde op Jezus' bevel zagen opstaan en lopen. vreesden zij.

Mt 9:8 Toen nu de menigten dit zagen, vreesden zij en verheerlijkten God, die zo’n macht aan de mensen had gegeven. (TELOS)

De leerlingen van Jezus "vreesden met grote vrees" toen zij zagen dat Jezus de woeste zee tot bedaren bracht.

Mr 4:41 En zij vreesden met grote vrees en zeiden tot elkaar: Wie is toch Deze, dat zelfs de wind en de zee Hem gehoorzamen? (TELOS)

Lu 8:25 Hij nu zei tot hen: Waar is uw geloof? Zij echter vreesden en verwonderden zich en zeiden tot elkaar: Wie is toch Deze, dat Hij zelfs de winden en het water gebiedt en zij Hem gehoorzamen? (TELOS)

Toen mensen zagen dat een bezetene was bevrijd en normaal was geworden, vreesden zij.

Lu 8:35 Zij nu liepen uit om te zien wat er was gebeurd; en zij kwamen bij Jezus en vonden de mens van wie de demonen waren uitgegaan, aan de voeten van Jezus zitten, gekleed en goed bij zijn verstand; en zij vreesden. (TELOS)

Wij moeten elkaar onderdanig zijn in de vrees van Christus. Wij hebben te beseffen dat de verloste naaste, de broeder of zuster, door de Heer gekocht is, van Hem is, door Hem geliefd en een middel van Hem is om ons tot nut te zijn.

Efe 5:21 en weest elkaar onderdanig in de vrees van Christus. (TELOS)

Vergelijk:

Flp 2:3 Doet niets uit partijzucht of uit ijdele roem, maar laat elk in nederigheid de ander uitnemender achten dan zichzelf; (TELOS)

Bron

H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Vrees. Tekst van dit lemma is op 22 mei 2018 verwerkt.