Vrijstad

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 30 mrt 2016 om 10:35 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Een '''vrijstad''' is een stad waarheen een doodslager, die per ongeluk iemand gedood had, in bijbelse tijden in Israël de wijk kon nemen en binnen de stad...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Een vrijstad is een stad waarheen een doodslager, die per ongeluk iemand gedood had, in bijbelse tijden in Israël de wijk kon nemen en binnen de stad bescherming genoot en vrij was van vervolging.

Onder de wet van Mozes werden zes vrijsteden aangewezen, drie aan elke zijde van de Jordaan. Daar kon een ieder die een medemens per ongeluk gedood had, zijn toevlucht nemen. De vrijsteden werden gegeven aan de Levieten. De oudsten van deze steden moesten oordelen of de dood per ongeluk was veroorzaakt. Zo ja, dan was het bloedwreker niet toegestaan om de dader te doden. De doodslager moest in de vrijstad blijven tot de dood van de hogepriester ‘die was gezalfd met de heilige olie,’ en dan kon hij terugkeren naar zijn bezitting. Als de doodslager echter voortijdig buiten de stad kwam en de bloedwreker vond hem, dan mocht hij gedood worden (Num. 35:6-32; Joz. 20:2-9; 21:13-38; 1 Kron. 6:57, 67). Binnen de stad was hij veilig, buiten de stad liep zijn leven gevaar.

De vrijsteden aan de westkant van de Jordaan waren (Joz. 20:7): • Kedes in Galiléa, op het gebergte van Nafthali; • Sichem, op het gebergte van Efraïm; • Kirjath-arba, deze is Hebron, op het gebergte van Juda.

En aan oostzijde van de Jordaan (Joz. 20:8): • Bezer in de woestijn, in het platte land, voor de stam van Ruben; Deut. 4:43. • Ramoth in Gilead, voor de stam van Gad; Deut. 4:43. • Golan in Bazan, voor de stam van Manasse; Deut. 4:43.

Fig. de zes vrijsteden (gemarkeerd door rode blokjes)

Er is berekend dat de afstand tussen de vrijsteden maximaal ongeveer 70 mijl zou zijn, zodat geen Israëliet verder dan ongeveer 35 mijl van een van der steden verwijderd was.

Typologisch

Typologisch staat de doodslager ongetwijfeld voor de Joden: zij brachten de Heer Jezus ter dood, maar ze werden niet dadelijk gedood als moordenaars. Petrus zegt dat de Joden in onwetenheid gehandeld hebben (Hand 3:17):

Hnd 3:15 de Vorst van het leven echter hebt u gedood, die God heeft opgewekt uit de doden, van Wie wij getuigen zijn.

Hnd 3:17 En nu, broeders, ik weet dat u het uit onwetendheid hebt gedaan, zoals ook uw oversten;

(TELOS)

In genade bejegent God hen als doodslagers, voor wie de gemeente van Jezus Christus een toevluchtsoord is. De Heer Jezus bad voor hen die hem kruisigden, ‘want zij weten niet wat zij doen’.

Lu 23:34 Jezus nu zei: Vader, vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen. En om zijn kleren te verdelen wierpen zij het lot daarover. (TELOS)

Het volk van Israël is nog steeds niet veilig in hun bezitting, hoewel een deel is teruggekeerd - en in benauwdheid verkeert. Het volk zal pas worden hersteld als het inziet dat de hogepriester (Jezus de Messias = Gezalfde) is gestorven en de opgestane Heer als de eeuwige Hogepriester, de overste Herder en Koning zijn opwachting maakt. 

Meer informatie

Hugo Bouter, Veilig in de vrijstad. Gouda: Boeken om de Bijbel, 2003. ISBN 90-70926-28-8. Digitaal (gratis) of op papier verkrijgbaar.

Bron

In dit artikel is vertaalde tekst gebruikt uit A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899)