Zwavel
Zwavel of sulfer (Statenvertaling) is een lichtgele, licht ontvlambare, brokkelige delfstof. Bij verbranding verspreidt hij een onaangename geur. Het is een middel tot verwoesting en, in de hel, tot pijniging.
Het Griekse woord in het Nieuwe Testament is θειον, theion. Het Strongsnummer is 2303. Het woord komt 7x voor in het Nieuwe Testament, waarvan 6x in Openbaring, het boek der eindtijdgerichten van God.
De stof bevindt zich in de grond van door vulkanische krachten ontstane rotsspleten van de Hermon tot aan de Arabische golf. Deze landstrook is een toneel van aardbevingen. Stukken zwavel liggen er vele, vooral aan de noordwestoever van de Dode Zee.
In 1991 spuwde de vulkaan Pinatubo op het Filipijnse eiland Luzon ongeveer tien miljoen ton zwavel de atmosfeer in, voornamelijk in de vorm van zwaveldioxide.
De zwavel is met de overige brand- en zoutstoffen het vreselijke verwoestingsmiddel in het dal Siddim geweest (Gen. 19:24; Luc. 17:29).
Ge 19:24 Toen deed de HEERE zwavel en vuur over Sodom en Gomorra regenen, van den HEERE uit den hemel. (SV)
Lu 17:29 op de dag echter dat Lot uit Sodom ging, regende het vuur en zwavel van de hemel en verdelgde hen allen. (TELOS)
Zwavel wordt meermaals als zinnebeeld gebruikt van die eeuwig gedenkwaardige gebeurtenis als bedreiging voor het volk Israël, ingeval van ongehoorzaamheid, afval (Deut. 22:23), voor de goddelozen (Job. 18:15; Ps. 11:6; Assur, Jes. 30:33, waar men aan de alles verzengende, gloeiende lavastroom herinnerd wordt; Gog, Ez. 38:22) en als eeuwige pijn voor de duivel en zijn trawanten (Opb. 14:10; 19:20; 20:10; 21:8). God zal op de goddelozen zwavel doen neerkomen.
Ps 11:6 Hij zal op de goddelozen regenen strikken, vuur en zwavel; en een geweldige stormwind zal het deel huns bekers zijn. (SV)
In de tijd van het einde zal een een derde deel van de mensheid door zwavel, vuur en rook omkomen.
Opb 9:17 En aldus zag ik in het gezicht de paarden en hen die erop zaten: zij hadden vuurrode, donkerrode en zwavelkleurige harnassen, en de koppen van de paarden waren als leeuwekoppen, en uit hun monden kwam vuur, rook en zwavel. Opb 9:18 Door deze drie plagen werd het derde deel van de mensen gedood, door het vuur, de rook en de zwavel die uit hun monden kwamen. (TELOS)
De aanbidders van het beest zullen gepijnigd worden met vuur en zwavel (Opb. 14:10). De hel is een poel van vuur die brandt van zwavel. Het is de bestemming van het beest, de valse profeet, de duivel en alle goddelozen die verloren gaan.
Opb 19:20 En het beest werd gegrepen en met hem de valse profeet die de tekenen in diens tegenwoordigheid had gedaan, waardoor hij hen misleidde die het merkteken van het beest ontvingen en die zijn beeld aanbaden. Levend werden deze twee geworpen in de poel van vuur die van zwavel brandt. (TELOS)
Opb 20:10 En de duivel die hen misleidde, werd geworpen in de poel van vuur en zwavel waar zowel het beest als de valse profeet zijn, en zij zullen dag en nacht gepijnigd worden tot in alle eeuwigheid. (TELOS)
Opb 21:8 Maar voor de bangen, ongelovigen, verfoeilijken, moordenaars, hoereerders, tovenaars, afgodendienaars en alle leugenaars hun deel is in de poel die van vuur en zwavel brandt; dit is de tweede dood. (TELOS)
Bron
H. Zeller, Bijbelsch Woordenboek voor het Christelijke volk. Tweede deel K - Z. ('s Gravenhage: M.J. Visser, 1872) s.v. Zwavel. Hieruit is op 14 mei 2015 tekst genomen en verwerkt.