Arioch is een eigennaam die in de Heilige Schrift verwijst naar de koning van Ellasar, een tijdgenoot van Abraham, en naar het hoofd van de terechtstellers in dienst van de Babylonische vorst Nebukadnezar. De laatstgenoemde Arioch wordt genoemd in Dan. 2:14,15,24,25.

De naam komt zeven keer in de Schrift voor en betekent “een leeuw gelijk”[1]. De naam wordt in het Nederlands ook geschreven Arjoch (vertaling van Obbink, Luthervertaling, Naardense vertaling, Nieuwe Bijbelvertaling) en Arjok (Canisiusvertaling, Groot Nieuws vertaling, NBG51). Grieks, Latijn, Engels en Duits: Arioch.

Arioch, de koning van Ellasar, wordt genoemd in Gen. 14:1,9. Zijn rijk lag in het zuiden van het Tweestromenland. Hij was een bondgenoot van Kedorlaomer, met wie hij ten strijde trok tegen Kanaänitische koningen die tegen Kedorlaomer in opstand waren gekomen, waaronder de koning van Sodom. Ze namen Sodom in en voerden Lot en anderen gevangen mee. Abraham echter bevrijdt Lot uit hun handen.

Voetnoot

  1. Aldus Hebreeuws-Nederlands Lexicon, onderdeel van de Online Bible, een uitgave van Importantia.