Ark van het verbond

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 6 okt 2016 om 18:40 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'De '''Ark van het verbond''', of 'verbondskist', ook genoemd 'Ark van God', 'Ark van de getuigenis', 'Ark van [http://www.christipedia.nl/Artikelen/J/JHWH Jahweh]...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

De Ark van het verbond, of 'verbondskist', ook genoemd 'Ark van God', 'Ark van de getuigenis', 'Ark van Jahweh', was een gouden kist die in opdracht van God werd gemaakt en een plaats kreeg in het Heilige der heiligen. De heilige kist bevatte de twee stenen tafels (platen) met de Tien Woorden. Op het verzoendeksel stonden twee cherubs. Op deze 'genadetroon' troonde God te midden van zijn volk en van hier sprak Hij tijdens de woestijnreis van Israël tot zijn knecht Mozes, de leider van het volk. Op de jaarlijkse Grote Verzoendag werd op het verzoendeksel bloed ter verzoening gesprenkeld door de hogepriester. De ark was het belangrijkste en heiligste voorwerp in de tabernakel en in de tempel van Salomo geweest.

Foto[5]: Replica van de ark.

De Schrift vermeldt niet de grootte of houding (staand, geknield) van de cherubs.

Het woord 'ark' is afgeleid van het Latijnse arca. Het Hebreeuwse woord is aron. In oudnederlandse teksten is sprake van 'arke'.

Over de ark handelt Ex. 25:10-16; 37:1-9; 40:20v. De beschrijving van de onderdelen in Ex 25 volgt de orde van een montage- of bouwvoorschrift.

De kist was door Bezaleël gemaakt van acaciahout, van binnen en van buiten met louter goud overtrokken en aan de bovenzijde met een gouden krans (kroon, kroonlijst) versierd.

De afmetingen van de ark waren: 2½ el (ongeveer 125 cm) lang, 1½ el (ongeveer 75 cm) breed en 1½ el (ongeveer 75 cm) hoog.

Zij stond op vier korte, buitenwaarts gebogen voeten (Luther: hoeken), die in de opgaaf van de hoogte begrepen zijn.

Waar de poten aan de kist bevestigd waren, bevonden zich aan twee tegenovergestelde zijden vier gegoten gouden ringen (aan elke zijde twee), waardoor de lange, insgelijks uit sittimhout (= acaciahout) vervaardigde en met goud overtrokken handbomen staken. Deze handbomen mochten niet uit de ringen genomen worden (vgl. echter Num. 4: 6). Het is niet zeker of de handbomen zich aan de lange of aan de korte zijde van de ark bevonden. Het eerste nam de Joodse geschiedschrijver Josephus aan (Ant . 3, 6, 5) en dit is op zichzelf het waarschijnlijkste ook op grond van 1 Kon. 8:7, volgens welke tekst de vleugels der Cherubs de ark en haar handbomen overdekten. Daar de ringen heel onder aan de ark bevestigd waren, stak zij ver boven de hoofden van de dragers uit.

In de ark bevonden zich de twee stenen tafelen, waarop de Tien Woorden (dekaloog) of de getuigenis stonden gegrift.

Ex 25:21 Vervolgens moet u het verzoendeksel op de ark leggen, en in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. (HSV)

Met het oog hierop heet de ark „ark der getuigenis" of „ark van het verbonds van Jahweh," terwijl in de geschiedkundige boeken ook de naam „ark van Jahweh," „ark van God" (zie beneden) voorkomt. De grootte van de tafelen is niet opgegeven. Men kan daarom ook niet met zekerheid zeggen of een van hen of beide even groot waren als de ark. Dat zij niet dik waren bewijst de Hebr. uitdrukking (luach). Zij waren aan beide zijden door Gods vinger beschreven (Ex. 32:15; 34:28, vgl. vs. 1; Deut. 4:13; 9:10; 10:2,4; vgl. Ex. 24:12, 31:18, 32:16).Ex. 24, 12 . 31, 18 . 32, 16). Het is zeer waarschijnlijk, dat de tien woorden zo over beide tafelen verdeeld waren, dat er op elk vijf stonden, waarbij men echter, zoals reeds Josephus, Philo en de oudste kerkleiders gedaan hebben en in de Grieksche en de Hervormde kerk geschiedt, de verboden van de afgoderij en de beeldendienst voor twee en dat van het begeren voor één rekent. Zo eindigt dan de eerste tafel met het vijfde gebod en bevat de plichten jegens God en jegens hen, die Hij over ons gesteld heeft, terwijl op de tweede tafel de plichten jegens de naaste staan.

In de ark bevonden zich behalve de twee stenen platen ook de gouden kruik met manna en de staf van Aäron die gebloeid had (Hebr. 9:4-5; Ex. 16: 33 vv; 25:10-22; Num. 17: 10. Vgl. vs. 4.). Volgens sommige uitleggers echter werden ze niet in maar vóór de ark bewaard. Later bevonden alleen nog de twee stenen tafels in de ark (1 Kon. 8, 9).

Op de ark lag een deksel (Exod. 25: 17-22; 37:6-9).

Ex 25:21 Vervolgens moet u het verzoendeksel op de ark leggen, en in de ark moet u de getuigenis leggen, die Ik u geven zal. (HSV)

Het deksel was een plaat van massief louter goud, even lang en breed als de ark zelf. Het heet in het Hebr. kapporeth, hetgeen Luther zeer juist heeft vertaald door „Gnadenstuhl" (genadetroon). Kapporeth betekent niet deksel maar verzoenmiddel, en werd zo genoemd, omdat op de grote Verzoendag de voornaamste handeling, n.l . de bloedbesprenging ter verzoening van de zonden van het volk, hierop voltrokken werd (Lev. 16:14 vv.) . Het woord kaphar toch betekent: dekken door overtrekken (niet het sluiten met een deksel), en kipper, 

waarvan kaphar gevormd is, heeft doorgaans de betekenis van zonde bedekken, verzoenen. Vgl. ook 1 Kron. 28:11, waar het Heilige der Heiligen huis van de kapporethgenoemd wordt en waar de betekenis „deksel" niet mogeljk is.

Aan de beide uiteinden van deze gouden plaat waren beelden van twee gouden Cherubs van gedreven werk. Ze waren uit beide einden van het verzoekdeksel gemaakt (Ex. 37:7-8). Hun aangezichten waren tegenover elkaar en zagen neer op het verzoendeksel. De Cherubsbeelden waren evenals de gouden luchter en de zilveren trompetten van binnen hol. Hunne gedaante wordt niet nader beschreven. Op grond van de tekst kan alleen het volgende met zekerheid worden vastgesteld, de cherubs waren gevleugelde gestalten. Zij hadden elk twee vleugels, die niet horizontaal, maar beide naar boven waren uitgespreid (Ex. 37:9), zodat zij het verzoendeksel ermee overdekten.

Voorts hadden zij niet, gelijk de door Ezechiël (1: 6, 10) beschreven Cherubs, vier aangezichten, n.l. dat van een mens, van een leeuw, van een stier, en van een adelaar, maar elk slechts één.

Hun aangezichten waren naar elkaar en tegelijk naar het verzoendeksel toegekeerd. Wat deze houding een gebaar van aanbidding? Of een buigen van het hoofd, een deemoedig neerslaan van de bilk op het verzoendeksel? Of de aandachtige aanschouwing van Gods heilswerk?

Uit de opgaaf van de grootte der Cherubsbeelden kunnen wij nog opmaken, dat wij niet te denken hebben aan liggende gestalten[1], ook niet aan viervoetige, maar aan rechtopstaande gestalten, waarschijnlijk in de gedaante van een mens[2]. Wat men verder omtrent hun knielende houding enz. heeft beweerd vindt geen grond in de tekst.

De gouden plaat met haar Cherubs-gestalten was niet alleen deksel van de bondsark maar had ook een zelfstandige betekenis. Zij was binnen het Heilige der Heiligen de plaats, waar God, die in het midden van Zijn volks woonde, verscheen, om door Zijn uitverkoren werktuigen met Zijn volk te verkeren (Exod. 25: 22; 30: 6; Num. 7: 89). Hiermede komt overeen, dat bij de verschijning van God op de Sinai de grond onder Zijn voeten gelijk was aan een werk van saffiersteenen en „aan de gestaltenis des hemels in klaarheid" (Exod. 24:10). Van boven het verzoendeksel deelde God zijn openbaringen mee.

Dat de ark het belangrijkste en heiligste voorwerp in de tabernakel en de tempel te zijn geweest, blijkt uit het volgende. Na de materialen is de ark het eerstgenoemde onderdeel van heiligdom dat God beschrijft. Ook uit de plaats waar de ark gezet zou worden, blijkt dat het het belangrijkste voorwerp is: in het Allerheiligste.

Voor het vervoer moest de ark worden bedekt met het voorhangsel en twee kleden.

Nu 4:5 Bij het opbreken van het kamp moeten Aäron en zijn zonen komen en het voorhangsel ter afscherming losmaken, en daarmee moeten ze de ark van de getuigenis bedekken. Nu 4:6 Zij moeten er een deken van zeekoeienhuid overheen leggen, en daarover een geheel blauwpurperen kleed uitspreiden en zijn draagbomen aanbrengen. (HSV)

Op de ark lag tijdens het vervoer een drievoudige bedekking. Als eerste het voorhangsel, dat het Heilige der Heiligen afscheidde van het Heilige. Daarbovenop werd een bedekking van zeekoeienhuid gelegd. Het bovenste dekkleed van de tabernakel was van hetzelfde materiaal. Op de bedekking van zeekoeienhuid kwam tenslotte een hemelsblauw kleed te liggen - de derde bedekking. Een hemelsblauw kleed was het onderste dekkleed van de tabernakel, maar het bovenste dekkleed van de verbondskist.

In de eerste reis van de kinderen van Israël van de berg Sinaï ging de Ark van het verbond ging voor hen uit, "op zoek naar een rustplaats voor hen," een uitbeelding van Gods zorg voor hen. Als de ark naar voren ging zei Mozes: 'Sta op, Heer, en laat Uw vijanden verstrooid worden ", en als zij rustte zei hij:"Keer terug, o Heer, tot de vele duizenden van Israël. " (Num. 10:33-36).

Op Gods bevel moest Mozes, na de murmuring van het volk tegen hem en Aäron, twaalf staven, één voor Aäron en elf voor andere hoofden, nemen en ze neerleggen vóór de getuigenis (de stenen tafels met Gods woorden), dus vóór de ark van de getuigenis in het Heilige der heiligen.

Nu 17:4 En u moet ze neerleggen in de tent van ontmoeting, vóór de getuigenis, waar Ik u ontmoeten zal. Nu 17:5 En het zal gebeuren dat de staf van de man die Ik verkies, in bloei zal staan. En Ik zal het gemor van de Israëlieten over Mij, waarmee zij tegen u morden, tot zwijgen brengen. (HSV)

De volgende dag bloeide de staf van Aäron.

Toen ze aankwamen bij Jordaan, werd de ark gedragen door de priesters, 2000 ellen vóór het volk, opdat het de weg zou weten (Joz. 3:3,4). En de ark bleef op de schouders van de priesters in de bedding van de rivier, totdat al het volk was gepasseerd (Joz. 3:17.) Dit is een symbolische voorstelling van de vereniging met Christus' dood en opstanding.

Fig. Levieten dragen de ark bij de doortocht door de Jordaan, Joz. 3:14v[7].

De ark begeleid de Israëlieten in hun eerste overwinning in het Beloofde Land. Hij werd gedragen door de priesters rond Jericho, de eerste stad die viel. Het is alleen in de kracht van Christus in de opstanding, dat de heilige kan zegevieren.

Fig. de Ark wordt mee gedragen om Jericho. Schilderij door James Tissot[6].

In werkelijkheid zal de ark bedekt met meerdere kleden zijn geweest.

De tabernakel werd opgezet te Silo, en ongetwijfeld is de ark daarin geplaatst (Joz 18:1). In Eli's dagen, toen Israël werd verslagen, haalde men de ark van Silo op, opdat hij Israël zou kunnen redden, maar ze werden opnieuw verslagen, en de ark, waarop zij hadden vertrouwd in plaats van op Jahweh, werd in beslag genomen door de Filistijnen (1 Sam. 5:1). Nadat zij de ark in het huis van hun god Dagon neergezet hadden, viel het afgodsbeeld tot twee maal toe. Bij de tweede val brak het in stukken. Vervolgens werd de ark overgebracht van Ashdod naar Gath, en van Gath naar Ekron, en in elke stad werden de inwoners geslagen door de hand van God.

Na zeven maanden werd een nieuwe wagen gemaakt, waarvoor de Filistijnen twee zogende koeien spanden. De ark werd zo teruggestuurd naar de Israëlieten met een schuldoffer aan de God van Israël. De koeien, in strijd met hun natuurlijke geneigdheid, lieten hun kalveren in de steek en ging direct naar Beth-semes, want het was God die de ark terugbracht. Daar sloeg God sloegen de mannen van de plaats wegens in het kijken in de ark. De ark werd vervolgens naar Kirjath-Jearim gebracht en daar geplaatst in het huis van Abinadab (1 Sam. 6:1-21; 7:1-2).

Davind haalde de ark van daar op een nieuwe wagen, maar toen de ark gleed, stak Uzza zijn hand uit om de ark vast te houden en werd geslagen door God. Dit maakte David bang en de ark ondergebracht in het huis van Obed-Edom. De wet had voorgescheven hoe de ark moest worden vervoerd. De nieuwe wagen was naar het voorbeeld van de Filistijnen. Uzza negeerde Gods duidelijke voorschrift en rekende niet met de heiligheid van dat wat de aanwezigheid van God vertegenwoordigd.

Toen David vernam dat God het huis van Obed-Edom, waar de ark stond, had gezegend, kwam hij de ark weer ophalen. De Verbondskist werd nu gedragen door de Levieten, naar goddelijke orde, en werd met met offers en vreugde geplaatst in de tabernakel, in de tent die David had voor haar gespannen (2 Sam. 6).

Fig. Ark van God door David in Jeruzalem gebracht. Schilderij uit c. 1600. Schilder onbekend [4]

Toen Salomo de tempel had gebouwd, werd de ark daarin geplaatst, en de handbomen waarmee hij was uitgevoerd werden uitgenomen: de ark vond nu zijn rustplaats in het koninkrijk van Salomo, wiens regering een typisch voorbeeld is van het duizendjarig vrederijk van Christus. Het is veelzeggend dat toen alleen nog de twee stenen tafelen in de ark waren (1 Kon. 8:1-11): het manna had opgehouden toen ze aten van het overjarige koren van het land, dat een hemelse Christus voorstelt; en de getuige van de staf van Aäron was niet meer nodig nu het volk in het koninkrijk was. De omstandigheden van de woestijn, waarin het manna en het priesterschap van de opgestane Christus zo nodig waren, waren nu voorbij. Manna en staf worden beide genoemd in Heb. 9:4, want daar is de tabernakel en niet de tempel het voorwerp van de beschouwing.

Verder wordt er geen melding gemaakt van hoe het verder met de ark ging. Jeruzalem en de tempel werden door de Babyloniërs verwoest. Tempelschatten werden geroofd en meegenomen naar Babel. Er was geen ark meer in de tweede tempel (van Zerubbabel), noch in de tempel gebouwd door Herodes, noch lezen we van de ark in verband met de toekomstige tempel beschreven door Ezechiël.

In Opb. 11:19 is de hemelse ark van het verbond van God te zien, een ark in de tempel van God in de hemel: symbool hier van de hervatting van Gods handelen met Zijn aardse volk Israël.

Waar is de ark gebleven?

Toen de eerste tempel, de tempel gebouwd door Salomo, door de Babyloniers verwoest werd, is de ark verdwenen. Wat is er met de ark gebeurd en waar is zij gebleven? Eén verklaring is dat de ark is meegenomen met de heilige vaten naar Babel en nooit meer is teruggekeerd. Sommigen houden het erop dat de ark met de tempel verbrand is.

Anderen menen dat de ark ergens veilig heen is gebracht. Volgens een overlevering zou de profeet Jeremia haar met de tabernakel en het reukofferaltaar in een hol van de berg Nebo (in Jordanië) verborgen hebben, opdat zij bij het toekomstige herstel van het Gods koninkrijk weer tevoorschijn zou komen. Volgens een andere overlevering is zij in Ethiopië terechtgekomen.

De omstreden amateur-archeoloog Ron Wyatt (1933-1999) beweerde de ark te hebben gevonden ter plaatse waar Christus gekruisigd zou zijn. Hij zou de informatie aan Joden hebben doorgespeeld. De ark zal volgens hem eens tevoorschijn worden gehaald[3].

Weer een andere theorie zegt dat de ark in een verborgen onderaardse ruimte in de tempelberg is, zie video (6 minuten, Engels, op Youtube). Het Tempelinstituut in Jeruzalem, dat de voorwerpen voor de toekomstige tempel heeft vervaardigd, heeft geen ark van het verbond gemaakt, daar men gelooft dat de ark zich in de tempelberg bevindt en eens teruggevonden zal worden.

Bronnen

Ed. Rhiem, C.H. van Rhijn (red.), Bijbelsch woordenboek voor ontwikkelde lezers der Heilige Schriften, s.v. Ark des verbonds. Utrecht: Kemink & Zoon, z.j. Hieruit is op 7 juli 2012 tekst opgenomen en bewerkt.

A New and Concise Bible Dictionary (George Morris, 1899) s.v. Ark of God. Hieruit is op 7 juli 2012 vertaalde tekst opgenomen en bewerkt.