Balak

Uit Christipedia

Balak, zoon van Zippor (Num. 23:18; Joz. 24:9; Richt. 11:25), was de koning van het rijk der Moabieten, toen de Israëlieten gelegerd waren ten oosten van de Jordaan, vóór hun intocht in Kanaän. Daar Balak hun de doortocht door zijn gebied weigerde, en zij met de Moabieten, als hun stamgenoten geen oorlog mochten voeren, moesten zij om het land Moab heen trekken. Na de val van Sihon en Og werd Balak ook voor zichzelf en zijn land bevreesd, en trachtte daarom, door Bileams vervloeking, Israël krachteloos te maken.

Gravure: Bileam zegent de vijanden van Balak

Joz 24:9 Ook maakte zich Balak op, de zoon van Zippor, de koning der Moabieten, en hij streed tegen Israël; en hij zond heen, en deed Bileam, den zoon van Beor, roepen, opdat hij u vervloeken zou. (SV)

Dit middel slaagde niet, want Bileam zegende Israël. Beter gevolg had zijn poging, op advies van Bileam, om de Israëlieten tot afgoderij te verleiden door middel van ontucht met Moabitische vrouwen en hen zo in het verderf te storten (Num. 22:1-25:3; Opb. 2:14).

Mic 6:5 Mijn volk! gedenk toch wat Balak, de koning van Moab, beraadslaagde, en wat hem Bileam, de zoon van Beor, antwoordde; [en] [wat] [geschied] [is] van Sittim af tot Gilgal toe, opdat gij de gerechtigheden des HEEREN kent. (SV)

De Heer Jezus wees een gemeente in Asia erop dat zij leden hadden die aan een verkeerde leer vasthielden vergelijkbaar met de leer van Bileam.

Opb 2:14 Maar Ik heb enkele dingen tegen u: dat u daar hebt die aan de leer van Bileam vasthouden, die Balak leerde de zonen van Israel een strik te spannen, om afgodenoffers te eten en te hoereren. (TELOS)

Bron

P.J. Gouda Quint, Woordenboek des Bijbels, inzonderheid ten gebruike bij de Statenvertaling. Haarlem: De erven F. Bohn, 1866. Hieruit is op 19 okt. 2012 tekst genomen en bewerkt.