Begrafenis

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 24 nov 2018 om 10:32 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Een '''begrafenis''' is het begraven van een dode. Synoniem: ''teraardebestelling''. Gelijk de meeste der oude volken waren ook de Israëlieten gewoon de lijken v...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Een begrafenis is het begraven van een dode. Synoniem: teraardebestelling.

Gelijk de meeste der oude volken waren ook de Israëlieten gewoon de lijken van de afgestorvenen aan de schoot van de aarde over te geven. Abraham en zijn nakomelingen werden begraven. De koningen van Juda werden begraven in Jeruzalem. Zo Hizkia of Jechizkia:

2Kr 32:33 Jechizkia ging bij zijn vaderen te ruste; men begroef hem op de helling, waar de graven der zonen van David liggen, en geheel Juda en de inwoners van Jeruzalem bewezen hem eer bij zijn dood. Zijn zoon Manasse werd koning in zijn plaats. (NBG51)

Onbegraven te blijven was iets dat de Israëliet, evenals de ouden in het algemeen, een grote schrik inboezemde en hem een vreselijke straf scheen. Zie 1 Kon. 13: 22, Jer. 7: 38 en vele andere plaatsen.

De doden ter aarde te bestellen achtte men een liefdewerk, dat de kinderen aan hun ouderen hadden te volbrengen, vrienden en bloedverwanten aan hun betrekkingen (Gen. 25: 9[1]).

De wijze, waarop, de lijken tot de begrafenis werden bereid, kent men alleen uit later tijden Zij werden gewassen (Hand. 9:37), in doeken gewikkeld en met specerijen en tegen het naderend bederf voorzien (Matth. 27: 59; Joh. 11: 44 en 21:39). Het inbalsemen van Jakobs lijk naar de wijze van de Egyptenaren, was iets ongewoons.

Bij de uitvaart bezigde men een baar, die door bloedverwanten en vrienden gevolgd werd (2 Sam. 3: 31; Luk. 7: 14). Men maakte treurmuziek en zong klaagliederen (Matth. 9: 23; 2 Sam. III: 31 en elders), en hield na de begrafenis een rouwmaaltijd (Jer. 16: 5, 7).

Het rouwbedrijf over hooggeplaatste personen duurde dikwijls lang. Zoals de Egyptenaren Jakob 70 dagen beweenden, zo deden de Israëlieten het 30 dagen voor Mozes en Aäron (Gen. 50: 3; Num. 20: 29; Deut. 24: 8).

Verbranding ongewoon

Slechts bij uitzondering schijnt het verbranden van de doden te hebben plaatsgehad. Lev. 20: 14 en 21: 9 de verbranding van levenden als een straf voor grove misdaden voor.

In 1 Sam. 31:12 leest men, dat de inwoners van Jabes in Gilead het lichaam van Saul en zijn zonen verbrandden en de beenderen daarna begroeven (vs. 13). Van de Palm en anderen merken aan, dat het oorspronkelijke woord ook vertaald kan worden: zij vereerden ze. Doch als de verbranding werkelijk plaats had, kan zij verklaard worden uit het in vs. 9 en 10 vermelde aangaande de bezoedeling en ontering, welke aan deze lijken geschied was.

Iets dergelijks geldt van Am. 6:10, waar mede door sommigen een andere vertaling dan de gewone gegeven wordt.

Am 6:10 Als een familielid, of iemand die hem gaat verbranden, iemands lichaam opneemt om de beenderen het huis uit te dragen, zal hij tegen hem die nog binnen in huis is, zeggen: Is er nog iemand bij u? En die zal zeggen: Niemand. Daarop zal de eerste zeggen: Stil, want dit is niet iets om er de Naam van de HEERE bij te noemen! (HSV)

Als echter de vertaling 'verbranden' behouden blijft, dan vindt men ook hier het verbranden als iets ongewoons aangemerkt, als een verzwaring van de vervulling van de aan Israël bedreigde straf.

Ook na de Babylonische ballingschap werd het verbranden niet gewoon, en het liet zich ook niet verwachten, zolang bij de Joden bekend waren met het voorschrift van Lev. 20: 14 en 21: 9.

Bron

W. Moll, P.J. Veth, F.J. Domela Nieuwenhuis e.a., Bijbelsch woordenboek voor het christelijk gezin. Eerste deel A – H. Amsterdam: P.N. van Kampen, 1859. Tekst van het lemma Begraven is op 24 nov. 2018 onder wijziging verwerkt.

Voetnoot

  1. Vergelijk ook de apocriefen 1 Makk. 2:70 en Tob. 14: 16