Benauwdheid
Benauwdheid is het gevoel van benauwing of beklemming voor een (on)bepaald gevaar, dat ons bedreigt of bedreigen kan, of voor smart die ons wacht.
De Heer Jezus verwees naar de benauwdheid bij barensnood:
Joh 16:21 Wanneer een vrouw baart, heeft zij droefheid omdat haar uur gekomen is; maar wanneer zij het kind heeft gebaard, denkt zij niet meer aan de benauwdheid, uit blijdschap dat een mens in de wereld is geboren. (Telos)
Synoniemen
In betekenis naastliggende woorden zijn angst, angstvalligheid, bangheid, bevreesdheid, bezorgdheid, schrik, schroom en vrees. Met deze begrippen heeft benauwdheid gemeen: het gevoel van beklemming ontstaan door de waarneming van een werkelijk of vermeend gevaar. Schroom is de zwakste uitdrukking en spruit minder voort uit het dreigende, dan wel uit het ongewone of indrukwekkende van hetgeen men tegemoet moet treden. In zoverre het gebrek aan zelfvertrouwen uitdrukt, is het meer synoniem met bedeesdheid. "Met een gevoel van diepe schroom neem ik in deze vergadering het woord".
Angst en bangheid — het laatste een lichte graad van angst — behoeven niet noodzakelijk door iets buiten ons veroorzaakt te worden, maar kunnen ook het gevolg wezen van voorstellingen, ontstaan door lichamelijke storingen, b.v. van een overprikkeld zenuwgestel. Benauwdheid geeft meer te kennen het gevoel van benauwing of beklemming voor een (on)bepaald gevaar, dat ons bedreigen kan of reeds bedreigt. Vrees is het gevoel van beklemming, dat naderend kwaad of een machtiger wezen bij ons opwekt; zij heeft dus altijd op het een of ander voorwerp betrekking, waardoor zij wordt opgewekt. Schrik is een hevige vrees, die ons plotseling overvalt en onze zenuwen meer of minder schokt.
Angstvalligheid, bevreesdheid en bezorgdheid geven òf een blijvende hoedanigheid òf een tijdelijke aandoening te kennen. Angstvalligheid ziet op de zwakheid van de geest, die een gevoel van angst te weeg brengt. Bevreesdheid is de toestand waarin iemand verkeert, die vrees gevoelt voor een bepaalde zaak. Bezorgdheid duidt meer de onrustige stemming aan, welke het gevolg is van vrees voor mogelijk gevaar, dat het voorwerp onzer zorg bedreigt.
Gevallen
Hierna worden enkele gevallen van benauwdheid in de Bijbel vermeld.
Jakob. De aartsvader Jakob ondervond dat God hem antwoordde "in de dag van mijn benauwdheid".
Ge 35:3 En laat ons ons opmaken, en optrekken naar Beth-el; en ik zal daar een altaar maken dien God, Die mij antwoordt ten dage mijner benauwdheid, en met mij geweest is op den weg, die ik gewandeld heb. (SV)
Jozef. Hoe benauwde het Jozef, toen hij door zijn broers als slaaf werd verkocht. Later komt benauwdheid over de broers.
Ge 42:21 Toen zeiden zij de een tot den ander: Voorwaar, wij zijn schuldig aan onzen broeder, wiens benauwdheid der ziele wij zagen, toen hij ons om genade bad; maar wij hoorden niet! daarom komt deze benauwdheid over ons. (SV)
Israël. Het volk Israël was in Egypte in slavernij en benauwdheid.
Ex 6:9 (6-8) En Mozes sprak alzo tot de kinderen Israëls; doch zij hoorden naar Mozes niet, vanwege de benauwdheid des geestes, en vanwege de harde dienstbaarheid. (SV)
Woning van God. De priester Eli kreeg te horen dat hij zou aanschouwen "de benauwdheid van Gods woning".
1Sa 2:32 En gij zult aanschouwen de benauwdheid der woning [Gods], in plaats van al het goede, dat Hij Israël zou gedaan hebben; en er zal te genen dage een oud man in uw huis zijn. (SV)
David. Koning David heeft menige benauwdheid doorgemaakt, doch hij getuigde:
2Sa 4:9 Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Baena, den zonen van Rimmon, den Beërothiet, en zeide tot hen: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost heeft! (SV)
Jezus Christus. Onze Meester en Heiland heeft benauwdheid gekend. Het vooruitzicht van zijn lijden benauwde hem.
Lu 12:49 Vuur ben Ik komen werpen op de aarde, en wat wil Ik, als het al ontstoken is? Lu 12:50 Ik moet echter met een doop worden gedoopt, en hoe benauwt het Mij, totdat het is volbracht. Lu 12:51 Denkt u dat Ik gekomen ben om vrede te geven op de aarde? Nee, zeg Ik u, maar veeleer verdeeldheid. (Telos)
Paulus. De apostel Paulus schreef aan de gelovigen in Korinthe een brief in "benauwdheid van hart".
2Co 2:4 Want in veel verdrukking en benauwdheid van hart heb ik u geschreven onder veel tranen, niet opdat u bedroefd zou worden, maar opdat u de liefde zou kennen die ik overvloedig tot u heb. (Telos)
Benauwdheid, zegt hij, kan ons niet scheiden van de liefde van Christus.
Ro 8:35 Wie zal ons scheiden van de liefde van Christus? Verdrukking, benauwdheid, vervolging, honger, naaktheid, gevaar of zwaard? (Telos)
Hulp in benauwdheid
2Sa 4:9 Maar David antwoordde Rechab en zijn broeder Baena, den zonen van Rimmon, den Beërothiet, en zeide tot hen: [Zo] [waarachtig] [als] de HEERE leeft, Die mijn ziel uit alle benauwdheid verlost heeft! (SV)
Ps 34:6 Deze ellendige riep en de HEERE hoorde; (zain) Hij verloste hem uit al zijn benauwdheden. (HSV)
Ps 34:17 (18) Zij roepen en de HEERE hoort, (tsade) Hij redt hen uit al hun benauwdheden. (HSV)
Ps. 46:1b God is ons een toevlucht en kracht; Hij is in hoge mate een hulp gebleken in benauwdheden. (HSV)
Ps 71:20 U, Die mij veel benauwdheden en ellende hebt doen zien, U zult mij weer levend maken en mij weer optrekken uit de diepe wateren van de aarde. (HSV)
Toekomst
De dag van het rechtvaardig oordeel van God brengt benauwdheid over de kwaaddoeners.
Ro 2:9 Verdrukking en benauwdheid over elke ziel van een mens die het kwade werkt, eerst van de Jood en ook van de Griek; (Telos)
Tijd van benauwdheid voor Jakob. De profeet Jeremia spreek van 'een tijd van benauwdheid voor Jakob' (Jer. 30:7), d.i. voor Israël én Juda (30:4). De benauwdheid is die bij vrees en verschrikking (30:5). Israël zal in grote ellende zijn (30:12), zonder rechterlijke bijstand (30:13), zonder geneesmiddelen (30:13). Vergeten door zijn liefhebbers (30:14). Die tijd is een dag zonder gelijke, zó groot (30:7). De ellende is de tuchtiging voor hun zonden, die vele zijn (30;15).
Jakob zal uit de tijd verlost worden (30:7). Het zal verlost worden van knechtschap (30:8), van gevangenschap (ballingschap, 30:10) onder de macht van vreemden. Uit verre landen zullen de Israëlieten verlost worden (30:10-11). Jakob zal wederkomen in het land Israël (30:10). En stil en gerust leven (30:10). Er zal niemand zijn die Jakob verschrikt (30:10). De Israëlieten zullen God dienen en 'hun koning David, die Ik hun verwekken zal' (30:9), d.i. de Messias, onze Heer Jezus Christus.
God zal afrekenen met de volken, maar Israël met mate tuchtigen (30:11v), omdat het vele zonden heeft gedaan (30:14v). God zal door wedervergelding afrekenen met Israëls tegenstanders (30:16).
Benauwdheid onder de volken. In de eindtijd zal er benauwdheid onder de volken zijn.
Lu 21:25 En er zullen tekenen zijn aan zon, maan en sterren, en op de aarde benauwdheid onder de volken, in radeloosheid door het bruisen van zee en watergolven, (Telos)
Bron
Handwoordenboek van Nederlandsche Synoniemen (1908), s.v. Angst — angstvalligheid — bangheid — benauwdheid — bevreesdheid — bezorgdheid — schrik — schroom — vrees. De tekst hiervan is onder wijziging verwerkt op 15 juni 2020.