Jozef
Jozef is in de Bijbel de naam van verschillende mannen.
Naam. Jozef is de naam die Rachel aan haar eerstgeborene gaf en betekent: "Hij voege toe", "moge Hij toevoegen"[1] .
Ge 30:24 (SV) En zij noemde zijn naam Jozef, zeggende: De HEERE voege mij een anderen zoon daartoe.
Ge 30:24 (HSV) Zij gaf hem de naam Jozef en zei: Moge de HEERE mij nog een zoon geven!
Verwijzing. De eigennaam "Jozef" duidt in de Bijbel verschillende personen aan:
- de aartsvader, de elfde zoon van Jakob; zie Jozef (zoon van Jakob)
- de zoon van Jonan of Jonam, een voorouder van Jezus Christus (Luc. 3:30)
- de zoon van Juda [of Judas; beter Joda] een voorouder van Jezus Christus (Luc. 3:26)
- de zoon van Mattathias, een voorouder van Jezus Christus (Luc. 3:24)
- de pleegvader van Jezus en de man van Maria, de moeder van Jezus Christus
- een half-broer van Jezus Christus (Matth. 13:55)
- Jozef of Joses, een zoon van Klopas en Maria en een broer van Jakobus de kleine.
- Jozef van Arimathéa, lid van het Joodse Sanhedrin, die de Heer Jezus goed gezind was (Matth. 27:57,59; Marc. 15:43,45)
- Jozef bijgenaamd Barnabas, geboren in Cyprus, een Leviet en gelovige in Christus. Hij verkocht zijn akker en bracht het geld van de opbrengst bij de apostelen (Hand. 4:36).
- Jozef Barsabas bijnaamd Justus (Hand. 1:23)
Bronnen
Onder andere:
Personen in de Bijbel (onderdeel van de Online Bible), s.v. Jozef
Voetnoten
- ↑ Geoffrey W. Bromiley (red.), The International Bible Standard Encyclopedia, Revised, s.v. Joseph. William B. Eerdmans Publishing Company Grand Rapids, Michigan, 1986.