Brandofferaltaar

Uit Christipedia

Een brandofferaltaar (Eng. altar of burnt offering) is een altaar waarop brandoffers worden gebracht, offers die verbrand worden en waarvan de liefelijke geur opstijgt tot God. Alle gaven, waarmee Israël hier tot de Heere naderde, waren bestemd om geheel of gedeeltelijk op dit altaar geofferd te worden. Over dit altaar handelen onder meer Ex. 27 en 38.

Het brandofferaltaar in de voorhof van de tabernakel was ontworpen overeenkomstig het model dat God op de berg Sinaï aan Mozes had getoond (Ex. 27:8)

Koperen brandofferaltaar en wasvat. Links grijpt een man een altaarhoorn, wellicht om zich in veiligheid te stellen. 

De afmetingen waren: de lengte vijf ellen (ongeveer 2,5 m), de breedte vijf ellen (ongeveer 2,5 m), de hoogte drie ellen (ongeveer 1,5 meter) (Ex. 27:1; 38:1). Het altaar was aan de bovenzijde dus vierkant (Ex. 38:1).

Het altaar was gemaakt van planken van sittimhout (= acaciahout) (Ex. 27:1, 38:1). Het altaar was inwendig hol (Ex. 27:8; 38:7). Het hout was met koper overtrokken (Ex. 27:2; 38:2).

Op zijn vier hoeken waren hoornen (Ex. 27:2; 38:2)

Al het gerei van het altaar (potten, schoffels, besprengbekkens, krauwelen, koolpannen, vaten) was van koper (Ex. 27:3; 38:3; vgl. Ex. 27:19).

In, of waarschijnlijker rondom het altaar was een koperen rooster, “een koperen rasterwerk, onder zijn rand, van onderen af tot de helft ervan” (Ex. 38:4 HSV; Ex. 27:4-5). Aan de vier einden van het rooster waren vier gegoten koperen ringen (Ex. 27:4; 38:5), tot plaatsen voor de handbomen (Ex. 38:5).

Tijdens vervoer werd het altaar gedragen door middel van twee handbomen. Ze waren, evenals het altaar, gemaakt van sittimhout (acaciahout) en overtrokken met koper (Ex. 27:6; 38:6). De handbomen staken in ringen aan de vier einden van het rooster, aan beide zijden van het altaar (Ex. 27:7; 38:7)

De plaats van het altaar was 'aan de deur van de tent der samenkomst', bij de ingang tot het Heilige. Evenwel stond tussen het altaar en de tent nog het koperen wasvat.

Ex 40:29 En hij zette het altaar des brandoffers aan de deur des tabernakels, van de tent der samenkomst; en hij offerde daarop brandoffer, en spijsoffer, gelijk de HEERE aan Mozes geboden had. Ex 40:30 Hij zette ook het wasvat tussen de tent der samenkomst, en tussen het altaar; en hij deed water daarin om te wassen. (SV)

Aan de oostzijde van het altaar was 'de plaats van de as' (Lev. 2:16, SV). De as van het altaar werd in potten ontvangen (Ex. 27:3) en geworpen op de plaats van de as. Deze ashoop aan de oostkant van het altaar werd van tijd tot tijd afgevoerd tot de asbelt buiten de legerplaats der Israëlieten (vgl. Lev. 4:12; 6:11).

Le 1:14 Als nu zijn offergave voor de HEERE een brandoffer van vogels is, moet hij zijn offergave aanbieden van tortelduiven of van jonge duiven. Le 1:15 De priester moet die dan bij het altaar aanbieden, hem de kop afknijpen en op het altaar in rook laten opgaan. Zijn bloed moet daarna tegen de zijwand van het altaar uitgedrukt worden. Le 1:16 Zijn krop met de veren moet hij daarna verwijderen. Hij moet het namelijk naast het altaar werpen, aan de oostkant, op de ashoop. (HSV)

De oostkant van het altaar is van de Tent der Samenkomst afgewend, de noordkant is naar de Tent toegekeerd.

Salomo offerde duizend brandoffers op het brandofferaltaar (2 Kron 1:6).