Dag

Uit Christipedia
Versie door Kees Langeveld (overleg | bijdragen) op 4 feb 2017 om 08:36 (Nieuwe pagina aangemaakt met 'Het woord '''dag''' komt in de [http://www.christipedia.nl/Artikelen/B/Bijbel Bijbel] in meerdere betekenisen voor. Men kan er drie onderscheiden: # Een '''etm...')
(wijz) ← Oudere versie | Huidige versie (wijz) | Nieuwere versie → (wijz)

Het woord dag komt in de Bijbel in meerdere betekenisen voor. Men kan er drie onderscheiden:

  1. Een etmaal, een periode van vierentwintig uren (Mt 17 , 1; Lk 24 , 21). De scheppingsdagen in Genesis 1 schijnen gewone dagen te zijn geweest, etmalen met een nacht en een dag (lichtgedeelte).
  2. Een lichte deel van het etmaal (Gen 1:5 ,14; Joh 9:4; Joh 11:9). Voor de mens is vooral het lichte deel van het etmaal belangrijk. God noemde het licht “dag” met het oog op de mens, Gen 1:5. De mens werkt overdag. Als de zon is opgegaan, “De mens gaat uit tot zijn werk, en naar zijn arbeid tot de avond toe.” (Ps. 104:23)
  3. Een tijdvak, zoals de "dag der verzoening"(Lev. 23:27), de “dag des oordeels” (Mt 10:15), de “dag van de Heer” (2 Petr. 3:10). In Gen. 2:4 wordt door "dag" de scheppingsweek aangeduid.

Dagen van de week

Onze Nederlandstalige benamingen 'zondag', 'maandag' enz. zijn afkomstig uit de tijd dat onze voorouders, die heidenen waren, zon en maan en verschillende afgoden aanbaden. Het woord 'zondag' komt niet in het Nieuwe Testament voor.

De Israëlieten hadden niet dezelfde benamingen voor de dagen van de week als wij. Zij noemde de dagen naar de telling tot de Sabbatdag. De 'eerste dag', de 'tweede dag' enz. Onze zondag heet 'de eerste dag'. De zevende is de Sabbatdag. "De achtste dag" of "de anderen dag na den Sabbat," (zie Lev. 23 : 11, 15, 16 en 39.) was dus weer de eerste dag.

In het Nieuwe Testamen lezen wij van "de eerste dag van de week". Deze uitdrukking komt acht keer voor, en wel in Matth. 28 : 1, Mark. 16 : 2 en 9, Luk. 24 : 1, Joh. 20 : 1 en 19, Hand. 20 : 7 en 1 Kor. 16 : 2.

In Openb. 1 : 10 lezen wij: "Ik was in de Geest op de dag van de Heer." Deze 'dag van de Heer' is een andere dan de toekomstige 'dag van de Heer', die gekenmerkt wordt door oordeel en de openbaring van Christus. Letterlijk staat in genoemd vers "heer-lijke dag", waarbij 'heerlijke" een bijvoeglijk naamwoord afgeleid van "heer" is. De betekenis is: de dag toebehorend aan de Heer. Men kan bij benadering zeggen "op 's Heren dag," evenals in 1 Kor. 11 : 20 "'s Heren avondmaal," lett. "heer-lijke avondmaal". De Engelsen zeggen dan ook altijd, als het over de zondag gaat "the Lord's day" ("des Heren dag") in plaats van "the day of the Lord" ("de dag van de Heer"). Evenzo spreken zij van 'the Lord's supper' ('des Heren avondmaal').

Het oorspronkelijk voor "dag van de Heer" in Openb. 1 : 10 is dus heel anders dan het elders in het Nieuwe Testament voorkomende "dag van de Heer." In 't laatste geval is het "een dag van het gericht", in het eerste geval is het "des Heren dag," een uitdrukking ontleend aan de naam van onze Heer Jezus Christus en door de apostel Johannes, de schrijver van het laatste bijbelboek, gebruikt als een bij allen bekende uitdrukking.

Bronnen

'Twee-gesprekken. De eerste dag der week', in: Bode des Heils in Christus, jaargang 73 (1930). Hieruit is tekst genomen en verwerkt.