Daniël 10

Uit Christipedia

Daniël 10 is een hoofdstuk van het boek Daniël. Het wordt hieronder samengevat en/of becommentarieerd.

Hoofdstukken samengevat en/of becommentarieerd:
Daniël: 1 · 2 · 3 · 4 · 5 · 6 · 7 · 8 · 9 · 10 · 11 · 12

Samenvatting

Een engel komt Daniël de toekomst onthullen. 1-9 In het derde jaar van de Perzische koning Kores valt aan Daniël een openbaring ten deel. Hij verhaalt, hoe hij eens, na drie weken vasten, bij de Tigris stond en daar een vreeswekkende gestalte zag, waarvoor zijn begeleiders de vlucht namen, terwijl er in hemzelf geen kracht over bleef en hij op de stem van het wezen in zwijm viel. 10-11 Maar een hand raakt hem en richt hem op. Daniël moet horen naar hetgeen hem zou gezegd worden. 12-15 Hij vernam toen dat hij nu eerst antwoord op zijn gebed kreeg, omdat de engel 21 dagen door een strijd tegen de vorst der Perzen was opgehouden, waarin hij van Michaël hulp ontvangen en daardoor standgehouden had; nu was hij gekomen om hem, Daniël, de toekomst van zijn volk mee te delen. Verstomd viel Daniël neder. 16-19 Een, de mensenkinderen gelijk, raakt zijn lippen aan, waarop Daniël spreekt van zijn krachteloosheid. Wederom wordt hij door die persoon aangeraakt en versterkt. 20-21 De engel vertelt dat hij zal weggaan om weer te strijden tegen de vorst der Perzen. Daarna zal de vorst der Grieken komen, tegen wie alleen de aartsengel Michaël hem zal bijstaan.

1

1 In het derde jaar van Kores, den koning van Perzie, werd aan Daniël, wiens naam genoemd werd Beltsazar, een zaak geopenbaard, en die zaak is de waarheid, doch [in] een gezetten groten tijd; en hij verstond die zaak, en hij had verstand van het gezicht. (SV)  

In het derde jaar van Kores. Dat is niet het jaar 557 v.C., het eerste jaar van zijn regering over Perzië, maar 536 v.C., de derde jaar van zijn regering over Babylonië[1].

600 — 550 v.C. < Israël 550 — 500 v.C.[2] > 500 — 400 v.C.
Zacharia (Bijbelboek)Darius IKoresDarius de MederBelsazarKoresDaniël (profeet)

2

2 In die dagen was ik, Daniël, treurende drie weken der dagen. (SV) 

Drie weken der dagen. 21 dagen. Toen Daniël begonnen was te bidden en zich te verootmoedigen, werd een engel naar hem gezonden. 21 dagen (vers 13) werd deze engel tegengehouden door de demonische engelvorst van Perzië, zodat de engel pas na drie weken bij Daniël kwam.

4

4 En op den vier en twintigsten dag der eerste maand, zo was ik aan den oever der grote rivier, welke is Hiddékel. (SV) 

Hiddékel. D.i. de rivier Tigris.

Gezicht van een Man met linnen gekleed (5-9)

Deze Man heeft zoveel gemeen met de verschijning van de Heer Jezus aan Johannes in Openb. 1, dat we wel aan de Heer Jezus mogen denken, die wij in het Oude Testament kennen als 'de Engel van Jahweh'.

5

5 En ik hief mijn ogen op, en zag, en ziet, er was een Man met linnen bekleed, en Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz. (SV)  
Zijn lenden waren omgord met fijn goud van Ufaz.
Opb 1:13  en in het midden van de kandelaars iemand, de Zoon des mensen gelijk, bekleed met een gewaad tot de voeten en aan de borst omgord met een gouden gordel, (Telos)
Opb 15:6  En de zeven engelen die de zeven plagen hadden, kwamen uit de tempel, bekleed met rein, blinkend linnen en de borst omgord met gouden gordels. (Telos)

6

6 En Zijn lichaam was gelijk een turkoois, en Zijn aangezicht gelijk de gedaante van de bliksem, en Zijn ogen gelijk vurige fakkels, en Zijn armen en Zijn voeten gelijk de kleur van gepolijst koper; en de stem van Zijn woorden was gelijk de stem van een menigte. (CP[3]

Zijn aangezicht gelijk de gedaante van de bliksem.

Opb 1:16  En Hij had in zijn rechterhand zeven sterren en uit zijn mond kwam een scherp, tweesnijdend zwaard, en zijn gezicht was zoals de zon schijnt in haar kracht. (Telos)
Zijn ogen gelijk vurige fakkels.
Opb 1:14  en zijn hoofd en haar als witte wol, als sneeuw, en zijn ogen als een vuurvlam (Telos)
Zijn armen en Zijn voeten gelijk de kleur van gepolijst koper.
Opb 1:15  en zijn voeten aan blinkend koper gelijk, als gloeiden zij in een oven, en zijn stem als een gedruis van vele wateren. (Telos)
De stem van Zijn woorden was gelijk de stem van een menigte.
Opb 1:15  en zijn voeten aan blinkend koper gelijk, als gloeiden zij in een oven, en zijn stem als een gedruis van vele wateren. (Telos)
De stem doet Daniël in zwijm vallen (9).

7

7 En ik, Daniël, alleen zag dat gezicht, maar de mannen, die bij mij waren, zagen dat gezicht niet; doch een grote verschrikking viel op hen, en zij vluchtten om zich te verbergen. (CP[3])  
Om zich te verbergen. Ook in de toekomst zullen mensen zich verbergen — voor God.
Opb 6:14  En de hemel week terug als een boek dat wordt opgerold, en elke berg en elk eiland werden van hun plaatsen gerukt. Opb 6:15  En de koningen van de aarde en de groten en de oversten over duizend en de rijken en de sterken en elke slaaf en vrije verborgen zich in de holen en in de rotsen van de bergen; Opb 6:16  en zij zeiden tot de bergen en tot de rotsen: Valt op ons en verbergt ons voor het aangezicht van Hem die op de troon zit, en voor de toorn van het Lam; Opb 6:17  want de grote dag van hun toorn is gekomen en wie kan bestaan? (Telos)

8

8  Ik dan werd alleen overgelaten, en zag dit grote gezicht, en er bleef in mij geen kracht overig; en mijn sierlijkheid werd aan mij veranderd in een verderving, zodat ik geen kracht behield. (SV)  

Er bleef in mij geen kracht overig. Zie vs.16.

9

9  En ik hoorde de stem van Zijn woorden; en toen ik de stem van Zijn woorden hoorde, zo viel ik in een diepe slaap op mijn aangezicht, met mijn aangezicht ter aarde. (CP[3])  
De stem van Zijn woorden. Zie vs. 6.
Opb 1:17  En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, (Telos)

10

10 En ziet, een hand raakte mij aan, en maakte dat ik mij bewoog op mijn knieën, en de palmen van mijn handen. (CP[3])  

Een hand raakt mij aan. De hand van persoon die verschenen was of de hand van een tweede persoon. Het is blijkbaar, gezien de volgende verzen, de hand van een engel. Deze was 3 weken tegengehouden door de engelvorst (demon) van het koninkrijk van Perzië, totdat de aarstengel Michaël hem te hulp kwam (13).

12

12 Toen zei hij tot mij: Vrees niet, Daniël! want van de eerste dag aan, dat u uw hart begaf, om te verstaan en om uzelf te verootmoedigen, voor het aangezicht van uw God, zijn uw woorden gehoord, en om uwer woorden wil ben Ik gekomen. (CP[3])  

Zei hij tot mij. De engel, die hem heeft aangeraakt, spreekt.

Vrees niet, Daniël! Zie vs. 7.

13

13 Doch de vorst des koninkrijks van Perzië stond tegenover Mij een en twintig dagen; en ziet, Michaël, een van de eerste vorsten, kwam om Mij te helpen, en Ik werd aldaar gelaten bij de koningen van Perzië. (SV) 

Michaël, een van de eerste vorsten, kwam om Mij te helpen. Zie ook vs. 21.

Een en twintig dagen. Zie vers 2. Drie weken geleden was Daniël begonnen met gebed en verootmoediging.

16

16 En ziet, [Een], de mensenkinderen gelijk, raakte mijn lippen aan, toen deed ik mijn mond open, en ik sprak, en zei tot Dien, Die tegenover mij stond: Mijn Heer! omwille van het gezicht keren zich mijn weeën over mij, zodat ik geen kracht behoud. (CP[3]) 

Een, de mensenkinderen gelijk. Zie ook vs. 18. Deze schijnt te worden onderscheiden van de engel die met Daniël spreekt. Misschien is het de Heer Jezus, zie het commentaar hierna.

Raakte mijn lippen aan. Dit is de tweede aanraking. In vs. 10 is de eerste; de derde aanraking is in vers 18.

Nadat de Heer Jezus aan Petrus, Jakobus en Johannes, in heerlijkheid verschenen was, raakte hij, weer in zijn gewone mensengedaante, de drie leerlingen aan, die uit vrees voor de goddelijke stem op hun aangezicht gevallen waren.
Mt 17:6  En toen de discipelen dit hoorden, vielen zij op hun gezicht en werden zeer bang. Mt 17:7  En Jezus kwam bij hen, raakte hen aan en zei: Staat op en weest niet bang. Mt 17:8  Toen zij nu hun ogen opsloegen, zagen zij niemand dan Jezus alleen. (Telos)
Dien, Die tegenover mij stond. De engel die met Daniël spreekt. Omwille van het gezicht.
Opb 1:17  En toen ik Hem zag, viel ik als dood aan zijn voeten; en Hij legde zijn rechterhand op mij en zei: Vrees niet, Ik ben de eerste en de laatste, (Telos)
Zodat ik geen kracht behoud. Vs. 8.

17

17 En hoe kan de knecht van deze mijn Heere spreken met dien mijn Heere? Want wat mij aangaat, van nu af bestaat geen kracht in mij, en geen adem is in mij overgebleven. (SV)  

Deze mijn Heere. De engel.

Dien mijn Heere. De Man in het linnen kleed, die hij in een overweldigend gezicht zag (16).

18

18 Toen raakte mij wederom aan Een, als [in] de gedaante van een mens; en Hij versterkte mij. (SV) 

Wederom aan Een, als [in] de gedaante van een mens. De derde aanraking van Daniël. Zie vs. 10, 16. Het schijnt iemand te zijn die onderscheiden is van de engel die hem Daniël spreekt.

20

20 Toen zeide Hij: Weet gij, waarom dat Ik tot u gekomen ben? Doch nu zal Ik wederkeren om te strijden tegen den vorst der Perzen; en als Ik zal uitgegaan zijn, ziet, zo zal de vorst van Griekenland komen. (SV)  

De vorst der Perzen. Niet tegen Kores, de gezalfde van Jahweh, maar tegen de engelvorst (een engel van Satan) die over het Perzische rijk regeert.

21

21 Doch Ik zal u te kennen geven, hetgeen getekend is in het geschrift der waarheid; en er is niet een, die zich met Mij versterkt tegen deze, dan uw vorst Michaël.(CP[3])  

Tegen deze. Tegen de engelvorst der Perzen (13, 20).

Met Mij versterkt dan uw vorst Michaël. De engelvorst van het volk Israël, zie vs. 13.

Nabeschouwing

Dit hoofdstuk is de inleiding op de uitvoerige voorzegging in de hoofdstukken 11 en 12.

Bron

Leidsche Vertaling (1914). Tekst van de samenvatting van Dan. 10 is onder wijziging verwerkt op 16 apr. 2023.

Voetnoten

  1. J.G. Fijnvandraat, Babylon, Beeld & Beest. Bijbelstudie over de profetie van Daniël. Deel II: hoofdstuk 7-12. Vaassen: uitgeverij H. Medema, 1990. Blz. 184.
  2. De jaartallen zijn merendeels ontleend aan Bijbels ontstaansmodel; tijdbalk Masoreten (Stichting De Oude Wereld, 2009).
  3. 3,0 3,1 3,2 3,3 3,4 3,5 3,6 Hertaling of vertaling door Christipedia, uitgaande van de Statenvertaling.